Ik heb allerlei constructies geprobeerd om met de bestaande apparatuur dia’s en negatieven te kunnen scannen, maar niets leverde een bruikbaar resultaat op. Een diascanner staat al jaren op mijn verlanglijst, maar ik ga nu niet hals-over-kop zo’n ding kopen. Ik wil een goede, maar betaalbare.
Teksten heb ik ook geprobeerd te schrijven, maar daarmee doe ik mezelf geen plezier. Want daarmee roep ik niet alleen herinneringen aan de leuke dingen op. Iedere keer dringt die griezel zich er weer tussen, en dat is de laatste persoon op de hele wereld aan wie ik momenteel wil denken.
Bovendien drong ook de vraag zich op wat zij zelf zou hebben gedaan als de situatie omgekeerd was geweest. Dat antwoord is bekend. Ik moet hier dus geen halszaak van maken. Voorlopig gaat dit onderwerp de ijskast in. Overwegend uit zelfbescherming, want het onderwerp blijft weer in allerlei vormen door mijn hoofd spoken.
Niet alleen de de leuke dingen, die ik nu zo graag had willen behandelen om het oude leven weer een beetje glans te geven. Want ik heb de neiging om die hele periode af te schrijven als verloren tijd, energie die gestoken is in mensen die de energie helemaal niet waard waren. En dat is natuurlijk niet helemaal waar; er zijn ook leuke dingen gebeurd. Maar helaas zijn de herinneringen aan die leuke dingen verstopt achter een muur van idioterieën, toneelstukjes en rot streken.
Ook al zijn al die streken fataal afgelopen voor de toneelvereniging, toch lukt het me niet om die muur te negeren. Ik krijg het niet voor elkaar om er een bres in te slaan.
In plaats daarvan blijf ik weer hangen in het eindstadium van die zotternijen, en begin ik ook te begrijpen waarom ik dat niet kan loslaten. Daarover binnenkort meer, maar eerst ga ik leuke dingen doen. Daar is een reden voor: enkele maanden geleden dook er onverwacht nog een vervelend ruisje op, een laatste staartje van het verleden. Vorige week is dat ruisje verholpen. Nu ben ik officieel 100% verlost, ik ben nu gewoon een burger zonder franje. En niet te vergeten, ondanks alle zotte pogingen, zonder in een Pipo-woning te zijn geëindigd.
En dat ook nog zonder de ´hulp´ van de bedrijvendokter.
Ik kan er niets aan doen, maar als ik aan dat kot denk, dan krijg ik iedere keer weer een lachstuip. Vooral als ik daarbij terugdenk aan die historische opmerking: “Weet je dat ik de enige ben die alles kan?”