Praag, een Tsjechische Efteling

Praag en zijn omstreken hebben een bewogen geschiedenis achter de rug. Ieder volk met enige veroveringsdrang (en dat zijn er heel wat geweest in de loop van de 2000 jaar historie) heeft er wel een bezoekje gebracht.

Achtereenvolgens hebben Kelten het gebied in bezit gehad, twee verschillende Germaanse stammen, Slaven (niet die waar we vroeger handel in dreven, maar het volk waar later Joego-Slavië naar genoemd werd); vervolgens werd het land een tijdje bestuurd door plaatselijke Přemysliden dynastie; in die zelfde tijd vestigden zich de eerste joden, en gastarbeiders uit o.a. Duitsland zich in Praag; vervolgens werd Bohemen ingelijfd door het Heilige Roomse Rijk; na een tijdje bestuurd te zijn door het vorstenhuis van Luxemburg namen in 1536 de Habsburgers de macht over, tot in 1918 de zelfstandigheid van Tsjecho-Slowakije werd  uitgeroepen, met Praag als hoofdstad. Daarna werd het gebied nog een keer onder de voet gelopen door Nazi-Duitsland, om na de bevrijding onder het juk van de communistische dictatuur te komen. Pas na de val van de Berlijnse muur en na de Fluwelen Revolutie werd Tsjecho-Slowakije weer een zelfstandig land, dat in 1993 werd opgesplitst in Tsjechië en Slowakije.

Iedereen bracht zijn eigen taal, cultuur en architectuur mee, waardoor Praag in de loop van de eeuwen uitgroeide tot een soort Efteling. Alle bouwstijlen zijn aanwezig en staan lukraak door elkaar heen. Barok, jugendstil, brutalistisch; Russische kerkkoepels, Gotische torenspitsen; een sombere toren in de stijl van Dracula, maar ook een roze Sisi Paleis, dat ontworpen schijnt te zijn door een dronken architect met een vage herinnering aan een oud Grieks gebouw dat hij ooit op een foto heeft gezien, met even verderop stalen sierhekken die uit het Jardin de Luxembourg gepikt zouden kunnen zijn, en lantaarnpalen die op de Champs-Elyssées niet zouden misstaan.

De hele stad maakt daardoor een kitscherige indruk, maar die kitsch werkt, net als in De Efteling, magisch. Je waant je direct in een sprookjesstad, waar je niets kan overkomen, en waar je dus ook nooit meer weg wil.