Terwijl ik daar stond, naderden twee beige gekleurde mannen, een jonge en een oudere. Ze kwamen uit een onnoemelijk ver land, waar mooiere mensen groeien dan bij ons, maar geen strohalmen om ze te voeden.
Na een tijdje met elkaar te hebben overlegd, trad de jongste op mij af. Hij was erg verlegen, zoals iemand die is uitverkoren om een gekroond hoofd te benaderen.
Uit zijn zak haalde hij een beduimeld biljet van vijf gulden, waarschijnlijk verdiend met nederig werk, dat Hollanders niet meer willen verrichten.
Uit Leven in Amsterdam, door Simon Carmiggelt, 1975