Gereviseerd, 30 juli 2020, 22:30 uur. Enigszins opgepoetst en omhoog geplaatst op 22 november om wat geheugens op te frissen.

Ik doe mijn best om positieve dingen te schrijven, om het verleden een beetje glans te geven. Niet als boetedoening, zoals ongetwijfeld nu door de vijand zal worden uitgekraaid, maar puur om te laten weten dat ik niet alleen de gitzwarte momenten wil onthouden.
Natuurlijk zijn er in die eenendertig jaar leuke dingen gebeurd.
Tijdens het huwelijk zijn er zelfs helemaal geen lelijke dingen gebeurd. Wat dat betreft staken we met kop en schouders uit boven verwante echtparen waar nog weleens derdegraads vervloekingen samen met kopjes, vleesvorken of andere huishoudelijke zaken door de lucht vlogen. Of waar de kinderen gillend de deur uit vluchtten omdat Pappie en Mammie serieuze pogingen deden om elkaar van het leven te beroven.
Ik zie ze nog jankend en bibberend bij ons voor de deur staan. Maar daar mag niet meer over gesproken worden; daar rust een ban op. Van die lieverds mag geen kwaad woord worden gesproken.
Want tenslotte hebben ze Mamma altjd met Raad en Daad bijgestaan. Dat die Raad alleen maar uit ongefundeerde lasterpraatjes bestond waar alleen maar ellende uit voort is gekomen, is niet belangrijk. Het was lief bedoeld.

De lelijke dingen kwamen bij ons pas ná het huwelijk, en nog niet eens omdat we zelf lelijk wilden doen. De lelijkheid werd ‘ons’ aangepraat door die laffe intriganten die hun kans roken om ook eens te bewijzen wat ze waard waren. Wat mij betreft zijn ze daar Summa Cum Laude in geslaagd.
Maar dat is uiteraard strictly off the record, want van de familie moet ik natuurlijk afblijven. Er gaat nu eenmaal niets boven een familieband.
Natuurlijk waren het geen intriganten. Natuurlijk was alles wat ze vertelden, inclusief de ‘wijze adviezen’, helemaal waar en met argumenten van gewapend beton onderbouwd.
Natuurlijk was de zo moeizaam overeengekomen alimentatie véééééééééél te weinig, en was ik een ontzettende rot schoft dat ik haar met zo’n schijntje probeerde af te schepen.
En natuuuuuuuuuurlijk was het alleen maar aan gluipstreken van mij te danken dat al die accountants, fiscalisten, advocaten, rechters, en niet te vergeten die notaris al die betonnen ‘wijsheden’ keihard afwezen.
En natuurlijk had ik na die meedogenloze oorlogen gewoon mijn hand over mijn hart moeten strijken, en had ik daarna gewoon vrijwillig moeten betalen wat eerder door die ‘oprechte en wijze’ mensen de grond in was geboord.

Wij gaven om elkaar, anders hadden we het niet zo lang volgehouden. En zelfs kort na de breuk gaven we nog om elkaar, en gunden we elkaar iets. We waren het ook heel snel met elkaar eens over de alimentatie en over de verdeling.
Totdat de ‘wijze mannen en vrouwen’ hun visie begonnen op te dringen als enige en waarachtige waarheid. “Weet ju wel wattie allemoal ekstrao uit du saak hep gekregu? Heppie dat ook eerluk met ju furdeelt?”
En uiteraard is die kolerezooi die daarna ontstond, mijn schuld. Vraag maar aan mijn dochters. Die zullen dat graag bevestigen. Ze zijn weliswaar niet in staat om uit te leggen waarom het mijn schuld is, maar dat is ook niet belangrijk. Waar het om gaat is dàt het mijn schuld is.
Zoals het ook mijn schuld is dat de zaak naar de bliksem ging nadat ik eruit was ontsnapt. Wie anders zou dat gedaan kunnen hebben? Wie anders dan ik had de capaciteiten om een kerngezond bedrijf vanaf een veilige afstand in drie jaar tijd volkomen naar de kloten te helpen?
Want om dat voor elkaar te krijgen moet je toch wel iets in je mars hebben, en wie had dat? Pipo? Laurel? Hardy? Miss Piggy? Welnee joh, al zouden ze dat gewild hebben, dan nog zouden ze dat nooit voor elkaar hebben gekregen. Zelfs niet met vereende krachten.

Alles is mijn schuld, inclusief het broeikaseffect, corona, het pietenprobleem en de eurocrisis. Ik beken. Ik ga er mijn beroep maar van maken, van schuldig zijn. Ik denk dat ik er rijk mee kan worden. Zet alle problemen maar bij mij voor de deur, doe er vijftig euro bij en ik teken wel bij het kruisje. Dat is in ieder geval meer dan ik de vorige keren heb gekregen. Toen kostte het me geld, en heel wat meer dan vijftig euro.

Hoe ik nu ook mijn best doe, dat schrijven over positieve dingen wordt verrekte moeilijk als het voltallige verleden voortdurend over mijn schouders meegluurt, om maar niets te missen van wat ik aan het doen ben. Ik word daardoor afgeleid naar gebeurtenissen die ik nu juist even wil negeren. Het verhaaltje hierboven is bijvoorbeeld zo ontstaan.

Hoe ik dat weet: de herkomst van de bezoekers, de gelezen berichten, en het aantal keren dàt sommige berichten zijn gelezen, geven genoeg inzicht in de achtergrond van de bezoekers.

Ik kan niemand verbieden om mijn posts te lezen. Ik wil dat ook niet, want ik ben blij met iedere bezoeker uit het verleden. Want, òf ze krijgen een beter beeld van de geschiedenis, de andere kant van het verhaal, òf ze worden er pissig van. En daar is het me tenslotte om te doen.
Maar ik word er wèl door afgeleid.