We worden allemaal iedere dag een dagje ouder. De enige manier om daar een einde aan te maken is dood gaan. Daar is het verouderingsproces niet tegen opgewassen.
Ik heb geen moeite met ouder worden. Ik heb de meeste leeftijden inmiddels wel meegemaakt, en alle leeftijden hebben hun eigen charmes. Hoe leuk ze ook allemaal waren, er is er niet één die ik nog een keer zou willen overdoen. Ze waren allemaal leuk voor één keer.
Als ik omwille van het verhaal Coby even buitenspel zet, dan zou ik geen twintig meer willen zijn, en ook geen dertig, veertig, vijftig of zestig. Mijn huidige leeftijd, 71, is momenteel mijn ideale leeftijd, en volgend jaar wordt 72 mijn ideale leeftijd. Dat zal zo doorgaan tot het bittere einde. Coby had een oom die, toen hij vijfentachtig jaar werd, verkondigde dat hij geen tachtig meer zou willen zijn, en dat begrijp ik.
Het leven is een leerproces; ‘wijsheid komt met de jaren’ is een wijsheid als een koe.
Niet alleen al doende leert men, maar al levende leer je het meest, vooral als je een beetje tijd neemt om rond te kijken en na te denken over wat je ziet. Wijs betekent in dit geval niet het zelfde als vrolijk, want vrolijk word ik bepaald niet als ik nu om me heen kijk. Maar de maatschappij geeft je genoeg om over na te denken.
Dat wil niet zeggen dat ik nooit vrolijk ben, maar mijn vrolijkheid wordt niet veroorzaakt door de maatschappij, maar door mijn directe omgeving.
Die groeiende wijsheid (voor wat die in de ogen van anderen ook waard mag zijn) is dus de belangrijkste reden waarom ik niet jonger zou willen zijn dan ik nu ben. De manier waarop ik nu denk, bevalt me het best.
Ik denk anders dan 50 jaar geleden, ik denk anders dan 40 jaar geleden, ik denk zelfs anders dan in 2016, toen Coby overleed.
Want zelfs van zo’n verschrikkelijk negatieve ervaring leer je. Of juíst van zoiets gruwelijks leer je. Nooit eerder heb ik een liefde van mijn leven verloren, dus gelukkig was ik een beginneling, eerst als mantelzorger, en later als weduwnaar. Dat blijft ook zo; ik zal nooit meer het risico nemen om weer dat proces te moeten doormaken. Daarom zal ik nooit meer aan een relatie beginnen. Een relatie is net als al die leeftijden een gepasseerd station. Nu wil ik andere dingen doen, nieuwe ervaringen, nieuwe prikkels meemaken.
Hoe haat ik dat woord mantelzorger trouwens. Het klinkt zo afstandelijk en zakelijk, en dat is ook het pijnpunt. Mantelzorg is een kil vak, waarbij je geen fouten wil maken. Want het gaat om je liefde en die moet tot het einde in de watten worden gelegd. Daar is geen ruimte voor fouten bij.
Zodra je emoties toelaat, kun je het geestelijk niet meer aan, en dan ga je onherroepelijk fouten maken.
Eigenlijk zou je het liefst hand in hand willen wachten tot de dood aan het voeteneinde verschijnt. ‘Alsjeblieft, hier is ze. Zorg je goed voor haar?’
In plaats daarvan moet je aan het werk; werk waar je je verstand bij moet gebruiken. Janken mag pas als het doek is gevallen. En zelfs dan moet je je nog inhouden, want er moet zoveel worden geregeld. Achteraf is dat het meest bizarre moment van mijn leven geweest. Op zes meter afstand van het levenloze lichaam van je andere helft zit je broodnuchter haar uitvaart te regelen. Want ook dat moet goed gebeuren.
Dat deel van Coby’s dood zit me nog altijd dwars; gaat me zelfs steeds meer dwars zitten, omdat ik ouder word, de tijd heb om na te denken en ook omdat ik steeds gevoeliger word.
En wat natuurlijk ook een heel belangrijke rol speelt is dat je in zo’n situatie alle hormonen aanmaakt die je nodig hebt om te kunnen functioneren. Adrenaline zal daar ongetwijfeld bij zijn geweest, maar waarschijnlijk ook nog wel een paar andere chemicaliën uit het ingebouwde drugslab.
Als ik nu aan die tijd terug denk, dan doe ik dat zonder die hormonen. Ik voel dus nu de emoties die toen onderdrukt werden.
Dat is niet erg. Ik heb geen enkel bezwaar tegen emoties, ik ben zelfs blij dat ik veel emotioneler ben dan vroeger. Maar emoties moeten niet je leven beheersen. Daarom moet je ze strak aangelijnd houden. Als ze zich los rukken, dan worden het wilde beesten die je zomaar bij je strot grijpen. Meestal lukt het me om ze in toom te houden, maar een enkele keer weten ze te ontsnappen.
En soms moet je ze zelf bewust los laten en hun gang laten gaan. Laat ze maar even ravotten, daar hebben ze recht op.
Coby’s dood was onnatuurlijk, zoals alle overlijdens door ziekte of door een ongeval onnatuurlijk zijn. Dat maakt de verwerking lastiger. Een ziekte is een foutje dat we bij onze geboorte meekrijgen of dat ons, soms letterlijk zoals griep, komt aanwaaien. Ongelukken zijn nog erger, want die zie je niet aankomen.
Normaal gesproken zouden we moeten overlijden aan ouderdom. Alles slijt, ook onze cellen en zelfs onze geest. Vroeg of laat is de rek eruit en dan strijken we het vaantje.
Dementie, hoe naar we het ook vinden om een dierbare geestelijk te zien aftakelen, is goed beschouwd de mooiste manier om te overlijden. Je glijdt langzaam, milimeter voor milimeter uit het leven zonder dat je er zelf al te veel last van hebt.
Ik ben niet (meer) bang voor de dood zelf, want vroeg of laat ben je daar aan toe. Ieder jaar houd je minder energie over, ieder jaar word je minder actief, ieder jaar raakt de batterij leger en ieder jaar wordt het moeilijker om de batterij weer op te laden. Vroeg of laat is de capaciteit van de accu zo ver gedaald dat het leven zelf al te veel energie kost.
Dat is waarschijnlijk ook een van de redenen waarom die oom als vijfentachtigjarige geen tachtig jaar meer wilde zijn. Hij had de energie niet meer die een gezonde tachtigjarige verstookt.
Zo heeft de natuur (of een Schepper, als je gelovig bent) het bedacht. Maar zelden krijgt de natuur de kans om zijn werk te doen. Als je niet voortijdig wordt geveld door een slopende ziekte of door een ongeval, dan zijn het de mensen zelf wel die de natuur dwarsbomen.
Want wij houden erg veel van de natuur, maar alleen zolang die natuur doet wat wij willen.
Niet alleen het natuurlijke verloop van ons leven, maar ook de natuur zelf wordt daarom strak aangelijnd gehouden. Achter iedere boom en bij ieder nest staat een boswachter of een bioloog met een camera, een notitieboekje en een thermometer om in de gaten te houden of de natuur zich wel aan onze regels houdt. Onze regels zeggen dat de status quo moet worden gehandhaafd. De natuur mag niet groeien. Meren moeten eeuwig meren blijven, wetlands eeuwig wetlands, heide moet eeuwig heide blijven, bomen mogen alleen maar groeien waar we ze zelf zaaien. Het meest zotte beroep dat ik ken is waarschijnlijk boomkweker. Iedere boom kan bomen kweken zonder er voor te hebben geleerd, en doet het nog gratis ook, maar toch laten wij het kweken van bomen liever over aan mensen die daar lachend hun zakken mee vullen.
Als je een kind een jaar niet hebt gezien, dan staat er een heel ander wezen voor je. Groter, breder, een diepere stem; alles verandert voortdurend, door groei en ontwikkeling. In de nieuwe wildernis is dat niet toegestaan. Groei en ontwikkeling zijn daar streng verboden. De Oostvaardersplassen zien er in 2019 exact het zelfde uit als dertig jaar geleden, en over twintig jaar zullen ze er nog steeds het zelfde bij liggen. Tenzij het bestuur unaniem besluit dat er iets moet veranderen. Zoals dat recent is gebeurd. Er is besloten dat de karpers die we daar zelf ooit hebben uitgezet, weer moeten verdwijnen. Ze zijn niet langer welkom, en worden daarom verplaatst naar het Markermeer. De motivatie achter dat besluit had natuurlijk te maken met onze eigen onnatuurlijke selectie. We willen niet de soorten die zich daar thuis voelen, we willen de soorten die de bedenkers van dat stuk natuur in hun plannen hebben opgenomen.
Natuurgebieden zijn geen natuur, natuurgebieden zijn kunstwerken. De natuur zelf heeft geen verstand van zichzelf, is daarom wilsonbekwaam verklaard en onder curatele gesteld.
Ik zag gisteravond een stukje van ‘Vroege vogels’, waarin een natuurbeheerder de rietstrook in een stuk van de Weerribben aan het opmeten was. Dan kan hij volgend jaar controleren of het riet zich wel aan de voorschriften houdt. ‘Want je wil niet weten wat er allemaal verandert als die rietkraag te ver oprukt.’ Dieren- en plantensoorten vertrekken dan en andere komen ervoor in de plaats, en dat is in strijd met het bedrijfsplan. De huidige soorten moeten in stand worden gehouden. Desnoods zetten we exoten uit om de inheemse soorten te beschermen tegen ongewenste andere inheemse soorten. Bonzai beleid. Zodra de natuur dreigt te groeien, zetten we het mes erin. Waarom doen we dat? Wat is er mooier dan toekijken hoe de natuur zich zonder onze bemoeienissen ontwikkelt?
Dat komt door onze dwangmatige neiging om alles naar onze hand te zetten, ongeacht of dat zinvol of zinloos is. WIJ zijn de baas, overal en altijd.
Omdat alles tot in de puntjes moet worden geregeld heeft de wetgever ook de bazerij officieel vastgelegd. Bazerij werkt niet zonder regels, want anders kan er zomaar een situatie ontstaan waarin personeel de baas gaat vertellen wat hij moet doen. Er zijn politieke systemen die zó zijn ontstaan, en zelfs in het bedrijfsleven kan het voorkomen, weet ik uit ervaring.
Maar succesvolle voorbeelden heb ik nog niet kunnen vinden. Socialisme werkt net zo min als muiterij, wat het ook eigenlijk is. Zodra personeel de macht grijpt, is een ramp nabij. Socialisme is in wezen niet meer dan een enorm volksgericht. Nergens worden mensen zó onmenselijk onderdrukt als juist in de socialistische heilstaten. Wat volksgerichten kunnen aanrichten is te lezen in alle geschiedenisboeken, en wordt voortdurend wel ergens op Aarde in de praktijk getoond. Momenteel zien we in de media bijna dagelijks gevallen in het Midden-Oosten, maar ook hier worden, as we speak, zaadjes gezaaid. Dan bedoel ik niet in de AZC’s, maar gewoon in Den Haag. Alle ‘grote’ revoluties zijn begonnen met borstgeroffel en verbaal geweld zoals we dat nu meemaken met boeren, bouwvakkers en Gele Hesjes.
Officieel word je wilsbekwaam zodra je achttien jaar bent geworden. Vóór die tijd ben je wilsonbekwaam; je bent weliswaar al een mens maar nog in opleiding, een leerling, je weet van toeten noch blazen, dus je ouders nemen de beslissingen voor je. Soms is dat ook het beste, maar niet altijd.
Dat verandert dus als je achttien wordt. Dan ben je groot en mag je je eigen beslissingen nemen. Maar wel binnen nauwe grenzen die zijn vastgelegd in wetboeken en worden gehandhaafd door een indrukwekkend justitieel apparaat, BOA’s , politie, het Openbaar Ministerie en rechters. Voor een beetje tegenwicht hebben we advocaten uitgevonden.
Dat systeem juich ik toe. In bepaalde opzichten is iedereen, ongeacht de leeftijd, krankzinnig en heeft iedereen de neiging om voor zichzelf andere normen te bepalen dan voor een ander. IK mag te hard rijden, IK mag best eens herrie maken, IK mag met zwaar vuurwerk smijten, IK mag doen en laten wat ik wil, want IK kan daar mee omgaan. IK heb overal verstand van, IK weet altijd wat ik doe. Ik ken meerdere mensen die dat letterlijk zo zeggen. Zij staan boven de wet omdat ze daar de capaciteiten voor hebben.
Zodra iedereen zich aan de wet houdt en braaf alle voorschriften opvolgt, en zodra het hele justitionele apparaat kan worden opgedoekt omdat er niets meer voor ze te doen is, dan hebben we de ideale maatschappij bereikt. Misschien komt het ooit zover, maar ik ben daar niet optimistisch over.
Dat zijn de wetten en praktische bezwaren van het leven. Zolang dat leven zich afspeelt in de ‘normale wereld’ dan verloopt alles in theorie voorspoedig. Er is altijd ruimte voor verbetering, maar die ruimte moeten we overwegend zoeken in onze hoofden. De maatschappij zit redelijk goed in elkaar maar zelf zijn we knettergek. Zolang onze eigen gekte een beetje in de pas loopt met die van de buren en familieleden, worden we geaccepteerd als ‘normale’ mensen en is er niets aan de hand.
Maar zodra onze gekte begint af te wijken van de standaardgekte, dan ontstaan er problemen.
Dat gebeurde bijvoorbeeld toen mijn moeder begon te dementeren, en later mijn vader, en ik begin me steeds meer te schamen voor die tijd.
Mijn moeder werd vergeetachtig. Als mijn vader de tafel dekte om te gaan eten, begon zij direct met afruimen, alsof het eten al op was. En zo konden zij eindeloos allebei heen en weer lopen tussen de keuken en de kamer. Mijn vader droeg de borden naar de eettafel en mijn moeder bracht ze meteen weer terug naar de keuken. Opdienen zat niet meer in haar genen, afruimen wèl.
Dan wordt het tijd om vakmensen in te schakelen. Die vakmensen zijn dertigers die ervoor hebben gestudeerd. Omdat zij ervoor hebben gestudeerd, vertrouw je op hun expertise en werk je mee aan hun beslissingen. Want zelf ben je ook nog maar een vijftiger en is het leven nog steeds een soort puzzel voor je die moet worden opgelost. Emoties spelen daar geen rol van betekenis bij.
Omdat ik ook in dit geval nu pas de emoties voel die ik toen had moeten hebben, vliegt nu het schaamrood naar mijn kaken als ik aan die tijd terug denk. Het kost me nu weinig moeite om in de huid van mijn ouders te kruipen; maar als ik dat doe dan blijft er weinig over van mijn zelfrespect.
Gelukkig kunnen mijn kinderen mij dat niet aandoen. ‘Elk nadeel heb zijn voordeel’. Het citaat is van een ‘voetbalheld’, dus is de spelfout overmijdbaar.
De vakmensen hebben tests voor mensen zoals mijn moeder, waaronder een vragenlijst: ‘Welk jaar is het nu, mevrouw?’. ‘O, dat weet ik niet precies hoor, moet ik dat allemaal bijhouden?’ ‘Hoe oud bent u?’ ‘Ergens in de zeventig, denk ik.’ ‘Nee mevrouw, u bent al achtentachtig jaar.’ ‘Achtentachtig? Allemachtig!’ ‘Weet u wie de koningin is (het was in 2005)?’ ‘Wilhelmina toch?’ Nee mevrouw, Beatrix is de koningin.’ ‘Beatrix? Is die al zó groot dan?’
Wat opvallend was: Ze vergat alles meteen, maar de mensen onthield ze wel, al was het onderlinge verband tussen de individuën niet duidelijk meer. Als ze bij ons was, kon ze bijvoorbeeld vragen: ‘De kinderen liggen zeker al in bed?’ En één van die kinderen bleek dan Loek te heten in haar gedachten.
Als wij bij haar op bezoek gingen in ‘t Laar, dan werden we enthousiast verwelkomd. Maar als je even uit haar gezichtsveld verdween en weer terug kwam, dan was ze in die paar seconden alweer vergeten dat ze je nèt nog had gezien. Dan werd je weer even enthousiast begroet, alsof ze je maanden lang niet had gezien. ‘Hé lieverd, ben je daar weer. Wat leuk!’ Vooral dat ‘lieverd’ was ontroerend. Dementie neemt alle remmingen weg. Remmingen ontstaan als gevolg van aangeleerd gedrag; door de dementie gaat dat aangeleerde gedrag verloren.
Zo komt door dementie het ware karakter boven. Soms valt dat tegen; we hebben hoogbeschaafde vrouwen zien veranderen in vloekende bootwerkers. Maar het kan ook goed uitvallen, zoals bij mijn moeder.
Mijn moeder was altijd al lief geweest, maar had moeite om dat te tonen. Totdat ze dement werd; toen vielen de remmingen weg en kon ze haar liefde eindelijk uiten.
Wat ook bijzonder was: hoewel ze alles direct vergat, wond ze zich maanden later nog steeds op over die dementietest. ‘Dat mens stelde zulke rare vragen aan me. Die dacht zeker dat ik gek was.’
Het vervelende deel van dementie: als je eindelijk jezelf wordt omdat de remmingen verdampen, dan word je opgesloten, want dan ben je niet goed meer bij je hoofd. De maatschappij waakt over je, en wordt daarbij geholpen door je eigen familie. Zodra het gedrag teveel begint af te wijken van de norm, word je weer, net als een klein kind, wilsonbekwaam verklaard. Zodra dat is gebeurd, heb je niets meer te vertellen over je eigen leven. Het bestuur over jouw leven wordt vanaf dat moment officieel overgenomen door de familie en het zorgstelsel.
Toen dat bij mijn ouders gebeurde was ik nog een vijftiger, en ik dacht als een vijftiger. Wij beslisten wel even wat het beste was voor hen. Thuis blijven was geen optie meer, vonden we in onze zelfverklaarde wijsheid. Hoe hard mijn vader terecht ook riep dat je oude bomen niet moet verplanten, niets kon ons tegenhouden om ze allebei een tehuis in te werken.
Tehuizen zijn de kliko’s van de maatschappij; daarin stoppen we onbruikbaar geworden dierbaren. Het legen van die kliko’s laten we over aan de uitvaartondernemers. De vuilnisbelt waar de inhoud van die kliko’s ooit wordt gestort is de begraafplaats. In afwachting daarvan worden de oudjes geherbergd als vreemdelingen, gespijsd als ze honger hebben, gelaafd als ze dorst hebben, gekleed als ze naakt zijn, verzorgd als ze ziek zijn, en bezocht als gevangenen. Want wat barmhartigheid is, dat weten we.
Ik heb inmiddels weer een treffend voorbeeld meegemaakt van deze maatschappelijke gekte. Een buurman annex kennis van 90 jaar oud is ook in de afgelopen jaren weduwnaar geworden.
Daarna was het leven niet meer aan hem besteed. Het enige wat hij nog deed was in zijn stoel naar buiten staren, en terug denken aan vroeger. Dement was hij niet; je kon gewoon overal over praten met hem. Maar hij was klaar met het leven, wilde niet meer verder, en stopte uiteindelijk dan ook maar met eten.
Zó kón het natuurlijk niet langer, werd door familie en experts besloten. Daarom werd hij opgenomen in zo’n tehuis waar in ieder geval ‘goed’ voor hem werd gezorgd. Niet in de buurt van Swifterbant, maar 100 km verderop, want dat was handiger voor de kinderen.
Ook daar at hij niet; hij stopte zelfs met het innemen van zijn medicijnen. Tot het allerlaatste moment heeft hij gesmeekt of hij naar huis mocht om daar te sterven. Maar dat mocht niet, dat was niet verantwoord. Maar waarom eigenlijk niet? Wat had hij dan te verliezen?
Wie zijn wij, als maatschappij, om iemand het recht te ontzeggen om zelf de plaats van overlijden te kiezen? Zoiets futiels, dat toch voor die man zó belangrijk was in zijn laatste dagen? Waarom mag iemand in zo’n geval niet gewoon in zijn eigen favoriete stoel wegkwijnen, in het huis waar hij gelukkig is geweest, omringd door zijn eigen dierbare spulletjes en de geur van zijn eigen liefde?
Het maatschappelijk geweten telt zwaarder dan een begrijpelijke doodswens van een man die niets meer heeft om voor te leven.
Sterven mag pas na toestemming van de dokter, in een gecontroleerde omgeving en onder begeleiding van deskundigen.
Ik begin me steeds meer af te vragen over dat soort gevallen, zelfs als er sprake zou zijn van dementie: wie is er nu eigenlijk gekker? De patiënt of de deskundige?
(Sorry Mam, ik heb het recept van je viskoekjes veranderd. Ik maak ze met Vietnamese Pangasiusfilet, geen ei, minder aardappel, geen ui, paneer ze met Japanse panko, en serveer ze met geroosterd Turks brood en een klodder Spaanse aïoli, in het kader van de internationale verbroedering. Niet dat die internationale verbroedering bestaat, maar in mijn eentje thuis, met de gordijnen dicht, kan ik net doen alsof. En dat geeft een heel fijn gevoel)