1999
Eind jaren 90 waren we met het bedrijf verhuisd, samen met alle bedrijfsonderdelen van onze grootste klant. Wij waren het enige bedrijf in het nieuwe pand dat geen dochteronderneming van die klant was, maar een toeleverancier die belangrijk genoeg werd gevonden om mee te verhuizen. Dat mogen we met trots een blijk van waardering noemen.
Ik zelf had het grootste deel van onze eigen verhuizing, ‘s avonds en ‘s nachts, gedaan om de anderen met zo weinig mogelijk oponthoud door te kunnen laten werken. De ene dag werkten ze nog in het oude pand, de volgende dag konden ze op hun nieuwe plek beginnen.
Daarnaast deed ik als huisdealer alle computers voor alle bedrijven in het nieuwe pand. Ruim 60 PC’s had ik op maat geassembleerd, besturingssystemen en individuele software geïnstalleerd voor alle medewerkers en aangesloten op het netwerk. Plus nog een handvol Mac’s, randapparatuur, printers en niet te vergeten een op maat gebouwde netwerkserver, waar alle bedrijven op waren aangesloten. Samen met de tientallen, ook door mij op specificatie geassembleerde internetservers had ik in die jaren een monsterachtig aandeel van onze omzet gemaakt. In mijn eentje!
Ik was doodmoe, maar voldaan. De hele operatie was zonder klachten verlopen en de orders voor nieuwe computers bleven binnen stromen. Iedere week werden er PC’s vervangen en de internet serverruimte begon al meteen na de opening uit zijn jasje te groeien. Gemiddeld leverde ik 5 tot 10 servers per maand tegen prijzen van fl 8.000,- tot 15.000,- per stuk, plus een paar desktop PC’s.
Maar het was allemaal niet voor niets geweest.
We hadden een kerngezond bedrijf, ondanks een stroef verlopende, maar desondanks succesvolle samenwerking. Van een klassiek analoog bedrijf waren we in 14 jaar tijd probleemloos en zonder enige hulp van buitenaf getransformeerd tot een high-tec bedrijf waar ‘we’ trots op mochten zijn.
We waren niet bij, we liepen vóór. En dat hadden ‘we’ aan niemand anders te danken dan aan mij. Ik had de koers bepaald, ik had de techniek in eigen huis ontwikkeld, ik had de benodigde apparatuur en de beste software uitgezocht.
Dat was, zeker in die beginjaren een heidense klus geweest. Hardware en software waren peperduur. De eerste Apple MacPlus met externe harddisk, printer, en twee programma’s die we in 1985 kochten leverde bijvoorbeeld een factuur op van fl 35.000,-, plus uiteraard een lang smoel plus een eindeloze reeks hatelijke opmerkingen van mijn compagnon. Je went overal aan, maar niet altijd even makkelijk.
De goede keuzes maken was altijd lastig.
In een paar jaar tijd kwamen er bijvoorbeeld ettelijke DeskTop Publishing pakketten op de markt. PageMaker, Ventura, Ready-Steady-Go, Quark XPress, InDesign. Maar wat was het beste pakket? Ze kostten allemaal duizenden guldens. En afgezien van het financiële risico was het ook zaak om het pakket te kiezen dat in de grafische industrie het populairst zou worden, om documenten te kunnen uitwisselen. Mijn voorkeur ging al snel uit naar Quark XPress, dat later gelukkig ook het dominante pakket werd in de industrie.
En zo ben ik jaren bezig geweest met het uitzoeken en testen, kopen van hard- en software. Werd het PC, Mac, of een combinatie?
Het werd uiteindelijk een combinatie, maar hoe ga je dan bestanden uitwisselen en converteren tussen die twee? Netwerken bestonden nog nauwelijks en waren voor kleine bedrijven onbetaalbaar. En een bestand dat op een PC was aangemaakt, kon je toen nog niet zomaar openen op een Mac, ook niet in het zelfde programma. Afgezien nog van lettertypes die voor beide systemen totaal verschillend waren, in versie en bestandsformaat.
Welke scanner, welke belichter, welk OPI systeem, welk netwerk, welke server met welk besturingssysteem? Hoe gaan we proefafdrukken maken? Van films kon je een Ozalid maken, een soort blauwdruk. Maar hoe doe je dat van een digitaal document? Bij voorkeur met een betrouwbare indruk van de kwaliteit. Hoe gaan we dat allemaal financieren? De overgang ging gepaard aan een eindeloze reeks problemen, wat het lastig maakte maar tegelijk ook verdraaid interessant.
Vraag het maar eens aan mijn compagnon; ongetwijfeld kan hij je daarop alle antwoorden geven, als een altijd betrokken en geïnteresseerde partner. Hij was de enige die alles kon binnen het bedrijf, heeft hij me in die tijd eens toevertrouwd.
Dus hij is de aangewezen persoon om je uitgebreid voor te lichten over alle voors en tegens, alle struikelblokken, alle problemen waar in die beginjaren zelfs nog geen oplossingen voor waren. En anders weten zijn zonen het allemaal nog wel. Zij hadden tenslotte het bedrijf opgebouwd, besloten ze unaniem toen ik ermee klaar was.
Ik begin steeds beter te begrijpen waarom ze witheet werden toen ik me in 2004 terug trok omdat ik de ‘samenwerking’ zat was. Daar stonden ze dan opeens met hun grote bekken en hun handen in het haar.
Maar in 1999 hadden ‘we’ onze zaakjes helemaal voor elkaar. We hadden een prachtig geconfigureerd bedrijf met een team dat er nog mee kon omgaan ook. Klaar voor de toekomst. Klaar om samen grof geld te verdienen. Maar dus ook weer traditiegetrouw de ideale tijd voor verse intriges. Dat de toekomst nooit klaar is, maar altijd maar doorgaat, daar had geen hond erg in.
‘Hij is klaar, dus nu kunnen wij mooi doen alsof de zaak om ons draait.’
Ondanks die investeringsslag hadden we zelfs een prachtige balanspositie; met een eigen vermogen (inclusief stille reserves) van ruim fl 800.000,-. Een groot deel van de stille reserves bestond uit een scansysteem plus twee belichters, dat door een initiatief van mij door onze grootste klant was betaald en door ons werd afgelost met 25% korting op zijn orders.
Vanwege die reserves en vanwege de winst, die omhoog zou vliegen als dat systeem eenmaal zou zijn afgelost, besloot ik de zaak om te zetten in een b.v., met daarboven 2 beheer b.v.’s, en ernaast een b.v. voor de junioren als eerste stap voor een latere overname.
Vanaf 1999 concentreerde ik me op de pijnpunten in het bedrijf en vooral op de vraag hoe de continuïteit van de zaak in de toekomst kon worden gewaarborgd. De markt veranderde in die tijd in een razend tempo, dus alertheid was een eerste vereiste. Drukwerk verloor steeds meer terrein door het opkomende internet. De koers moest daarop worden afgestemd.
Méér internet, minder drukwerk, dáárop moesten we ons op richten, en ook minder afhankelijkheid van de drukkerij die als klant steeds onbetrouwbaarder werd.
Daarnaast moest de administratie verbeterd worden. We werkten nog steeds als een prutsbedrijfje en dat waren we niet meer.
Privé en zakelijke uitgaven waren minder goed gescheiden dan nodig was voor een helder inzicht. En als je als bedrijf een nieuwe koers wil volgen, dan moet de administratie constant een duidelijk beeld geven, zonder te moeten wachten op een jaarverslag, en vooral zonder allerlei posten die het beeld vertroebelen.
Daarom spraken we in 1999 af dat we zouden toewerken naar een vaste management fee per maand voor de directie, waar alles van betaald zou moeten worden: auto’s, telefoonkosten, etentjes etc.
Dat waren fouten die in ieder bedrijf gemaakt worden. ‘Even iets uit de kas betalen’. Ik deed het zelf ook, maar mij lukte het om daar vanaf 1999 fors het mes in te zetten.
Helaas was ik de enige, bleek al snel.
In de jaren daarop was het een vast onderdeel van vergaderingen, helaas met als enige resultaat dat de gezichten tegenover mij steeds chagrijniger werden. Verder veranderde er niets.