
Gewijzigd zaterdag 5 juni, 20:45
Ongetwijfeld zullen me binnenkort wel weer kolderieke circusacts te binnen schieten die ik nog helemaal niet, of nog niet helemaal, heb behandeld. Terwijl ik dit schrijf schiet me er zelfs alweer één te binnen.
Maar dat krijg je als je tien of elf jaar lang naar een doorlopende voorstelling hebt mogen kijken met drie clowns in de hoofdrollen, later nog aangevuld met een ‘bedrijvendokter’ tevens slimme-plannetjes-bedenker, plus nog een mannetje of twintig afwisselend in bijrollen.
Wat het extra aantrekkelijk maakt om erover te schrijven is uiteraard dat het hele gezelschap direct na de laatste voorstelling, na eerst minuten lang door vakjury en publiek te zijn uitgelachen, als bange hazen door de zijdeur de tent uit vloog om ergens ver weg met de koppen in het zand te wachten tot de wereld klaar zou zijn met uitlachen. “Is het al over? Kunnen we alweer kijken?”
In 2016 durfden ze het nog steeds niet, bleek toen ik de dokter tegen het enorme lijf liep.
Het gaat ook nooit over; daar zorg ik wel voor. Wie probeert mij te naaien, die zal dat weten ook, zeker als het een roedel parasieten betreft die een kwart eeuw lang dank zij mij royaal te vreten heeft gehad zonder daar veel voor te moeten doen.
Als ik aan die tijd terug denk, dan zijn de trefwoorden ‘luiheid’ en ‘gemakzucht’. Het ging niet om presteren, om kwaliteit, om iets opbouwen. Het ging louter om het ophouden van de schijn. Dat was het enige waar ze energie in staken en ook het enige waar ze goed in waren.
Terwijl ik de tent opbouwde door de ene vernieuwing na de andere te introduceren, liepen zij te brallen dat het allemaal door hen kwam. Want zij hadden het werk aangepakt van de klanten.
De waarheid kwam al meteen aan het licht toen ik van de ene dag op de andere de zaak verliet, en zij hun woorden moesten waar maken.
Of is het toeval dat op exact het zelfde moment de teloorgang van de tent een sprint inzette?
In plaats van gebruik te maken van de vrijheid die ze toen kregen om hun eigen ‘format uit te rollen’ was het enige dat ze deden met hun handen in het haar wanhopig roepen dat ik ze van hun werk hield. Slappe happen.
De simpele waarheid is dat ze nooit iets van het vak, van de markt, van de techniek, van de ontwikkelingen, hebben begrepen. Dat mocht ik doen. Zij hadden het al veel te druk met doen alsof ze iets deden.
Het aantal overuren dat zij in die kwart eeuw samen hebben gewerkt zal niet meer zijn dan vijftien, heel misschien twintig.
Tegenover duizenden uren die ik ’s avonds, ’s nachts en in de weekeinden heb gewerkt aan de boekhouding, of om hun troep op te ruimen, om hun achterstanden weg te werken, om computers te ontwerpen en te assembleren, om netwerken te installeren, om na een hele werkdag nog avonden en nachten films uit te draaien omdat zij, druk of niet druk, klokslag 16:30 alles lieten vallen om in gestrekte draf naar de auto te snellen, want van overwerken kun je verschrikkelijke kwalen oplopen, zoals vermoeidheid of honger.
En tussendoor mocht ik als enige de ontwikkelingen van de grafische technieken in de gaten houden, en daarop investeren in, en integreren van, nieuwe apparatuur en software.
Zelfs verhuizen deed ik in mijn eentje ná werktijd. Om half vijf ’s middags vluchtten zij de oude deur uit, de volgende ochtend ergens tussen negen uur en half tien sukkelden ze de nieuwe deur binnen om eerst even een half uurtje te gaan bijkletsen. Om bij te komen van die vermoeiende autorit.
Het aandeel van de hoofd-mafklapper in de bedrijfsvoering bestond in al die jaren uit wekelijks chagrijnig de bankafschriften lezen en foeteren: “Je mag wellus sorrugu dat er geld binnenkomt. Follugunde week motte onse salarissu betoalt wordu.” Een geheel unieke wijze van delegeren, zullen we maar zeggen. Of een boekencontrole, als we beleefd willen zijn. Maar om heel eerlijk te zijn wil ik dat niet.
Zelf iets aan de administratie doen was teveel gevraagd. “Dat ken ik niet.” Dat was mooi makkelijk. Alles “wat je niet ken”, hoef je ook niet te doen. Hij kon alleen maar montages maken, dus de rest was voor mij.
Inclusief het wassen van de bedrijfsauto; want dat scheen hij ook “niet te kennu”.
Zo’n compagnon gun je de schoonmoeder van je ergste vijand nog niet, en ik ontfermde me daar vrijwillig over.+
Maar toen ze heel even dachten dat zij iets voorstelden werd ik ogenblikkelijk massaal in de rug aangevallen door dat karakterloze, ongeschoolde stel slappelingen, dat ik stuk voor stuk alleen maar had aangenomen omdat ze in de gewone maatschappij kansloos waren.
Ik zie die ouwe in gedachten nòg steeds ’s avonds in de jaren tachtig twee keer jankend bij me op de stoep staan: “Ik ben so bang dat ie geen boan ken vindu.”
Zo’n stel denkt dan een revolutie te kunnen plegen. En als ná die revolutie, in de beproefde Zuidamerikaanse stijl, de hele boel in een eindeloze neerwaartse spiraal terechtkomt, dan ligt dat aan de afgezette leider. Die heeft dan te lang weerstand geboden.
Christus te paard, wat een slap excuus.
Maar ook dat doet denken aan Zuid-Amerika. Arrogantie laat zich niet stoppen door een futiliteit als gebrek aan succes.
Copycats van Fidel Castro die vol zelfingenomenheid tientallen jaren, brallend als een drugsverslaafde, regeerde over een land dat hij zelf had getransformeerd in een economische vuilnisbelt.
Het enige waarin hij goed was, was bombastische oorlogstaal, tegenstanders opsluiten of executeren, en dreigen met geweld. Als je niet op een eerlijke manier kunt winnen, dan ga je maar als een wilde om je heen schieten en roepen dat de tegenpartij Jouw Goede Daden saboteert.
En dat ga je dan maar nadoen in de polder, al zal dat niet bewust zijn gebeurd, want ik betwijfel of Zuidamerikaanse bananenrepubliekrevoluties ooit in Voetbal International zijn behandeld. (Ik roep zomaar een naam die ik geloof ik ooit eens heb gehoord. Ik kan het helemaal fout hebben, maar ik ga echt geen tijd verspillen met controleren. Vul anders zelf maar een naam in. Ik neem aan dat de bedoeling wel duidelijk zal zijn.)
Terug naar de Polderbananenrepubliekrevolutie.
Jurywaardering (alle cijfers zijn ruimhartig afgerond naar boven): Kwaliteit: 2, lef: een dikke nul, fatsoen: een nòg dikkere nul.
Ik wil me voorlopig op andere leuke dingen concentreren. Ik plaats niet voor niets al steeds minder posts.
Vijf jaar ‘na Coby’ en na veel instortingen en na veel tijdrovende kwaaltjes ben ik eindelijk aan een soort nieuw leven begonnen. En dan moet ik mezelf niet uit mijn concentratie halen door anekdotes op te halen. Hoe leuk dat ook mag zijn.
Vanavond krijg ik mijn tweede prik, dus over twee weken mag ik weer buiten spelen. Reken maar dat ik daar gebruik van zal maken.
Lekker met de trein op tournee, naar Amsterdam, Den Haag, Maastricht, Groningen of zie maar. Slenteren, terrasjes pakken en wie weet wat en wie er op mijn weg komt. Ik ben vrijgezel en ben eraan toe om ook eens gebruik te maken van mijn vrijgezelligheid.
En omdat ik eindelijk niet alleen mijn handen, maar vooral mijn hoofd vrij heb, ga ik ook proberen om weer iets leuks op te bouwen.
De motivatie is weer terug, de websites zijn er ook al, alleen de inhoud moet nog verzameld, gefotografeerd en geschreven worden. Eindelijk mag ik een keer, zonder door idioten gehinderd te worden, mijn eigen ideeën uitvoeren.
Correctie, het is natuurlijk niet de eerste keer. Mijn Benidorm website was ook een arbeidsintensief project. En in die tijd werd ik ook niet gehinderd door idioten, maar was ik met mijn hersens uiteraard meer bezig met mijn lief dan met de website. Als ik hem nu bekijk, dan ben ik ook niet onder de indruk van de vormgeving, maar ik kreeg veel dankbare reacties. En wat belangrijker is, de winst ging ieder jaar gestaag omhoog.
Ik ben er behoorlijk zeker van dat deze opvolger die opwaartse spiraal wèl zal weten vast te houden. Het is toch wel een fijn idee dat heel misschien toch niet alles dat ik heb opgebouwd meteen na mijn vertrek tot de grond toe is afgebroken. We willen allemaal graag iets achterlaten, maar liever geen ruïne zoals de eerste keer.
Dit keer werk ik zonder druk, zonder idioten, zonder zorgen. Ik móet ook niets verdienen, het enige dat ik wil is iets produceren waar ik zelf blij van word en waar mensen iets aan hebben. Zoiets als die Benidorm website, maar dan over een Nederlands onderwerp en met een heel andere opmaak en een heel andere invalshoek.
Ik hoop dat ik me daar op kan storten zonder me te laten afleiden door het verleden, maar zoals de kop zegt: Ik beloof niets.