Nog twee nachten en dan ga ik weer terug naar Nederland. Vind ik dat jammer? Ja en nee tegelijk; Benidorm is een heerlijke plaats, waar ik graag zou wonen, maar in Nederland wonen mensen die me te dierbaar zijn om afstand van te nemen; en 2.000 km is een flinke afstand.

Ik heb veel minder gedaan dan ik had gehoopt; ik had per tram naar Alicante willen gaan, lopend naar Albir en Altea, zoals ik zo vaak heb gedaan, met de bus naar Villajoyosa, Finestrat, Guadalest en de Watervallen van Algar om te filmen en te fotograferen. Maar dat mocht niet van mijn voet en mijn conditie, die de afgelopen 4 maanden meer op zijn donder heeft gehad dan ik had kunnen verwachten, ondanks alle therapieën.

Maar ik mag niet klagen, want ik heb méér kunnen doen dat ik had verwacht. Pas kort vóór mijn vertrek wist ik zeker dat de vakantie door kon gaan, en pas een week vóór de vakantie kon ik zelfstandig redelijke afstanden lopen. Tot dat moment was de verwachting dat ik hier geen meter zou kunnen afleggen zonder scootmobiel.

Ik heb een fijne tijd gehad, veel met de scootmobiel rond getoerd, veel foto’s en films gemaakt, en toch ook een paar redelijke wandelingen gemaakt, met een snelheid van plm 1 km per uur, en een pauze bij iedere bank onderweg. Een paar leuke gesprekken gehad, en een heleboel kleine plezierige momenten. Engelsen die wilden scootmobielracen, of pseudo-klaagden over hun eigen “trage” scootmobiel, of een babbel begonnen over het weer, of over vissen die ik aan het voeren was, een Engelsman die me spontaan hielp toen ik was vastgelopen, winkeliers die oprecht enthousiast werden toen ik voor het eerst sinds anderhalf jaar weer bij ze kwam shoppen, een portier die steeds amicaler werd, en een paar verrassend lekkere maaltijden, met als hoogtepunt Local 8, waar ik, na een korte Facebook introductie, breed grijnzend werd ontvangen door een Surinaamse Nederlander, die me vervolgens het beste eten van de afgelopen maanden voorschotelde.

Coby mis ik uiteraard, wat ik in het begin onbewust probeerde te compenseren door de oude vertrouwde handelingen te herhalen; de zelfde eetgelegenheden, de zelfde routines, de zelfde menu’s op de zelfde tijden. Maar toen ik besefte wat ik aan het doen was, kon ik dat protocol doorbreken, mijn eigen ritme aanhouden, en nieuwe eetgelegenheden zoeken. Toen werd het steeds meer MIJN Benidorm, in plaats van ONS Benidorm. En dat is goed. Ik wil de herinneringen koesteren zo lang ik leef, ik wil ook het verdriet voelen zo lang ik leef, maar ik wil nu ook mijn frustraties kwijt en de dingen goed doen waar ik nooit aan toe ben gekomen, door die malle vechtscheidingen, idiote procedures, die rot ziekte en nog een paar andere hindernissen.

Wat die frustraties betreft. Er waren uitgewerkte plannen, en in december was ik weer mens genoeg om met de uitvoering te beginnen, maar ik vrees dat ik die plannen zal moeten aanpassen. Ik denk dat dat been nooit meer goed genoeg zal worden om gas mee te geven of mee te remmen, wat toch essentiële handelingen zijn in het verkeer. Het wordt tijd voor keuzes, anders komt er nooit een einde aan het gekwakkel waar ik al jaren lang door word geteisterd. Ik ga dus maar verse plannen maken, waarin de auto geen rol meer speelt.

Negatieve momenten waren er natuurlijk ook, en uiteraard altijd veroorzaakt door Nederlanders. Wat een ongelooflijk zuur volk zijn we geworden.
Er is werkelijk nooit iets goed; ik heb de indruk dat de gemiddelde Nederlander het grootste deel van zijn tijd besteedt aan het in de gaten houden van de medemens in de hoop commentaar te kunnen leveren.

Een zwembad-gesprek: “Het is toch wat hè? Wat die dieven in Den Haag ons nu weer proberen te flikken”. Daarop volgt 25 minuten gemekker over de verkiezingen, de formatiepogingen, de belastingen, en jawel, het zorgstelsel, “ze pakken ons alles af waar we ons hele leven voor hebben gevochten”, om daarna uitgebreid te gaan snoeven over hun geweldige baan, hoe vaak ze met vakantie gaan, waar ze allemaal geweest zijn. Wie het snapt, mag het me uitleggen.

Op Alicante: Vóór de landing werd ons, “minder-validen”, verzocht te blijven zitten tot alle alle andere passagiers waren uitgestapt. Terwijl het vliegtuig nog leeg stroomde, begon het al. “Dat duurt wel lang, zeg”. “Ze vertellen ook niks, hè?” “Zullen we maar opstaan, ik vertrouw het niks.” Na een minuut of 10 werd ons verzocht naar voren te komen (met of zonder hulp), waar een tot lift omgebouwde vrachtwagen bleek te staan, compleet met stoelen en rolstoelen. Geniaal! De reacties: “Wat een constructie, zeg, als dat maar goed gaat.” “Nou, een beetje sneller mag het ook wel, hihi.” “Weet jij nou wat ze gaan doen?” Een vrouw die het waagde te zeggen, dat ze het netjes vond dat dit gratis voor ons werd gedaan, werd direct afgeserveerd door een cum laude afgestudeerde chagrijn: “Dat is Europees wettelijk geregeld. Dat is het allerlaatste sociale restje dat er is overgebleven.”

Eenmaal op de grond, werden we in rolstoelen naar de bagageband gerold, waar we onze koffers moesten beschrijven zodat die ook voor ons konden worden gepakt. Daarna in optocht naar de Sunweb balie. Ik verwachtte eigenlijk dat daar de assistentie zou ophouden. Maar nee hoor, we werden keurig naar beneden gekruid, en afgeleverd bij de Sunweb transferbus. Een service, geleverd met een glimlach, waar ik helemaal stil van werd. Absolute klasse, en het kost de passagier niets. Maar het gezeik van de anderen ging gewoon, tijdens de hele busrit, eindeloos door.

Een tevreden “collega”

Na een paar dagen, toen ik filmend, met mijn scootmobiel rondreed. Racties (alweer) van Engelsen, zoals: “Hey, there’s that guy from Youtube. See, he’s filming”, om me vervolgens grijnzend aan te spreken. Ook door Belgen werd ik op de zelfde manier aangesproken. En dan de Nederlanders, met in azijn gemarineerde stembanden: “Daar gaat weer zo’n zogenaamde invalide.” Geleverd in diverse uitvoeringen, maar nooit uitgesproken tégen mij, maar altijd tegen hun kompanen óver mij, maar wèl nadrukkelijk  zo hard, dat ik het moest verstaan zonder dat ik daar verder iets mee kon. Wat een slappe, roddelzieke, verzuurde zooi.

Dat soort dingen bederft mijn vakantie niet. In tegendeel, door dat soort volk realiseer ik me nog beter wat ik moet koesteren, wat een mooi leven ik, ondanks alles, nog steeds heb, en door wat voor geweldige mensen ik ben omringd.