
Terwijl ik dit schrijf moet er wel iets gegeten worden
Mijn grootste geluk bestond, zoals ik eerder schreef, in de kleinste dingen: hand in hand boodschappen doen en bepalen wat in de komende dagen op het menu komt, af en toe een koud biertje op een terras en kijken naar de voorbijgangers, samen voor het eten een wijntje drinken en terugkijken op de dag. De hoogtepunten waren iets duurder: een vakantie zoeken naar Benidorm, Appartementencomplex Santa Margarita, maar wel tegen de allerlaagste prijs die mogelijk was. Coby kon daar weken mee zoet zijn. Iedere dag weer alle touroperators op het internet bezoeken en de prijzen controleren. Want iedere dag zijn er andere aanbiedingen. En als er dan iets spectaculairs was gevonden, dan moest er meteen worden geboekt. Meestal waren we zo’n € 1.200,- tot € 1.300,- kwijt voor 3 weken in een vierkamerappartement, maar het is ook weleens gelukt voor ongeveer de helft, maar dan in een tweekamerappartement, bijna de helft kleiner maar dan was toch vanwege de prijs de feestvreugde groter.

Nog steeds (wat een verschil met de oude Loek) bestaan mijn gelukkigste momenten uit de kleinste dingen. En die maak ik aan de lopende band mee.
Vorige week vrijdag met buurvrouw L. een wijntje drinken en een patatje eten bij De Meiden. L. is begaan met milieu en dieren. Dat levert dus altijd fijne gesprekken op.
De volgende dag met buurvrouw T. de Verzamelaarsjaarbeurs afstruinen, koffie drinken, broodje eten, daarna samen naar Ikea om spullen te zoeken voor mijn huis. Ook onschuldig, maar met heel andere gespreksstof.
Drie dagen later met buurvrouw M. naar het ziekenhuis om de uitslag van haar pet-scan te vernemen. Feest, want de tumoren waren niet gegroeid; ze heeft weer drie maanden rust. Dat is geen klein gelukje te noemen, maar ik kan het in dit verband onmogelijk overslaan omdat ik het daarmee zou bagatelliseren.
De daarop volgende dag met buurvrouw C., mijn steun en toeverlaat, naar Dronten om te shoppen en snowboardles te kijken.
Waar heb je het eigenlijk over? Blij zijn met onschuldige momenten die je normaal gesproken in de huiselijke kring meemaakt. Dan dringt opeens door dat dat het precies is: dit is mijn nieuwe huiselijke kring.
Even wordt er een deuk in mijn geluk geslagen als ik in de skihal plotseling denk: “Wat zou Coby hier van hebben genoten, en wat zou ze trots zijn geweest bij het zien van de kwaliteiten van de kabouter op het snowboard.”
Tussen de fysieke ontmoetingen door heb ik ook nog C., de ex van de kikker aan de telefoon gehad, tweeëneenhalf uur lang, en het leek maar een kwartier.
Dan staat er nog een dagje kringloopwinkelen in de planning met buurvrouw A., en een bezoek van H. en F. En het wordt weer hoog tijd voor een dagje stappen met de kikker, en een dagje met buurman J.
T. en R. heb ik ook al veel te lang niet gezien. Ik heb ze een email gestuurd, maar ik denk naar een oud email-adres, want ik heb geen reactie gekregen. Binnenkort maar een belletje plegen.
Ik heb nog nooit zo’n druk sociaal leven gehad en ik geniet ervan.
Ik ben dus gelukkig in mijn huidige leven, in deze omgeving, met nog steeds om me heen een flinke vleug van die roze wolk waar ik 13 jaar samen met Coby in heb geleefd. In de verte hangt weliswaar ook permanent die donkere grauwe wolk die in mijn vorige nepleven om me heen is gesponnen. Maar ieder druppeltje van die wolk is nodig geweest om uiteindelijk deze Loek in dit leven te worden, zoals ik al een keer heb geschreven. Ook heb ik eens geschreven dat ook het leven van al mijn honderdduizenden voorouders precies op die manier moet hebben verlopen om van al die miljarden maal miljarden zaadcellen en eitjes iedere keer die combinaties aan elkaar te koppelen die nodig waren om mij tot stand te brengen.
Dat ik besta is een wonder, een ander woord kan ik er niet voor bedenken. Een wonder dat in mijn optiek is ontstaan door toeval. Sommige gelovigen denken daar anders over. Alles is voorbestemd en ik ben een schakeltje in een Plan.
Maar, of het nu door toeval is of door predestinatie, het leven blijft een wonder. Dàt ik leef is al een wonder, maar het is nog veel wonderlijker dat ik nú leef, en dat ik ben wie ik ben.
Ik ben de hele eeuwigheid dood geweest, nu leef ik even, maar straks ben ik weer de hele rest van de eeuwigheid dood. Is dat erg, dood zijn? Ik betwijfel het; ik heb geen nare herinneringen aan de vorige keer. Dat wil niet zeggen dat ik er naar uitkijk; integendeel, het leven is me nog steeds lief.
De eeuwigheid heeft geen begin en geen einde. De kans dat ik nu leef is dus 1/∞, oftewel onmogelijk. Ik kán helemaal niet leven, maar doe het toch. Hield het daar maar mee op, dan zou het nog te overzien zijn. Maar daar houdt het niet mee op. Er is veel meer niet-menselijk leven dan wèl-menselijk leven. Er lopen, kruipen, vliegen, kronkelen, zwemmen ongeveer een miljoen diersoorten op Aarde, op de grond, in de lucht, in het water, in de grond. Waar je ook kijkt, hoe diep je ook graaft of duikt, je komt er wezentjes tegen. Midas Dekkers schreef eens dat er in de grond onder een weiland meer kilo’s wormen leven dan kilo’s koeien in dat weiland. Daar zijn miljarden wormen voor nodig. Probeer je op basis daarvan eens voor te stellen hoeveel wormen er over de hele wereld moeten leven. Dat zijn alleen nog wormen. Van sprinkhanen zijn er misschien nog wel meer. Mieren, vliegen, muggen, vlooien, bijen, wespen, torren, kakkerlakken. Allemaal diersoorten waarvan en miljarden maal miljarden leven. Diersoorten die niet opvallen tenzij ze lastig worden, door te steken, hinderlijk te zoemen of ziektes over te dragen. Dan hebben we nog de vogels, vissen, knaagdieren, zoogdieren. De zoölogische catalogus van Carolus Linnaeus waarvan Deel 1 in 1758 verscheen groeit nog ieder jaar met tientallen nieuwe diersoorten.
Al die soorten, op een enkele na zoals de panda of tijger, komen in enorme aantallen voor. Afgezien van een paar miljard mensen wordt de Aarde bewoond door biljoenen, of triljoenen, misschien wel kwadriljoenen wezentjes en wezens, in alle mogelijke uitvoeringen en afmetingen. Één ding hebben al die dieren gemeen, ze vluchten als er gevaar dreigt. Bij dieren noemen we dat instinct, om ons geweten te sussen. Dieren hebben ook geen ziel, menen we om dezelfde reden. Zolang we onszelf wijs maken dat dieren niet meer zijn dan machientjes, dan is het niet zo lastig om ze te slachten en te consumeren. De dieren zelf snappen dat niet; die weten alleen dat ze, net als wij, bang worden als er gevaar dreigt. Dieren kennen dus, net als wijzelf, emoties. Wat ook iedere dag, in slachthuizen over de hele wereld miljarden keren wordt bewezen, als dieren, gillend van angst, met keihard geweld in de richting van hun moordenaar worden gejaagd.
De verhouding tussen de aantallen mensen en dieren op de Aarde is niet 1/∞, want ook al krijgt niemand het ooit voor elkaar om ze allemaal te tellen, het is geen oneindig aantal. Maar omdat het een duizelingwekkend aantal is, mag het ook een wonder worden genoemd als je tussen al die beestjes en beesten als mens geboren wordt, en niet als mier, made, muis of mustang. Want die kans was immers veel groter. Die kans bestaat uit het aantal dieren gedeeld door het aantal mensen. Een heel voorzichtige schatting geeft een kans van hoogstens 1:10.000 om als mens het licht te mogen zien.
We zijn dus allemaal minstens 2 keer door een minuscuul oog van een naald gekropen. We leven nu en we zijn geboren als mens.
Maar daar houdt het niet mee op. Ook onder mensen bestaan veel meer pechvogels dan geluksvogels. Het grootste deel van de mensheid lijdt honger, heeft geen toegang tot medische zorg, heeft geen onderdak of leeft in een huis, geïmproviseerd met hout, blik en andere rommel, heeft geen werk, wordt uitgebuit door gewetenloze werkgevers. Slavernij bestaat nog steeds. Wij koppelen de huidskleur zwart aan slavernij, maar dat is onzin. Slavernij heeft geen huidskleur en heeft dat ook nooit gehad. Door de eeuwen heen zijn overal ter wereld alle huidskleuren op markten te koop geweest. Maar dat wordt een ander stukkie.
Waar het nu om gaat is dat van al die mensen er niet meer dan twee of drie miljard mazzelaars in huizen wonen, genoeg te eten hebben, een inkomen hebben.
Maar ook daarin bestaan nuanceverschillen. Niet iedereen met onderdak, eten en een baan heeft een auto, gaat met vakantie, kan sparen, uitgaan, met de mode meegaan, in restaurants eten, wijn drinken, eten om te genieten in plaats van eten om in leven te blijven.
Daar is welvaart voor nodig. Welvaart die nog steeds maar is weg gelegd voor een beperkt deel van de mensheid. Wij horen bij dat bevoorrechte deel van de mensheid. Zelfs de armste Nederlander is stinkend rijk in vergelijking met de modale armoedzaaier in de rest van de wereld.
In plaats van ons dat iedere dag te realiseren, in plaats van iedere dag ons gelukkig te prijzen, beginnen we steeds bitter-zuurder te worden, steeds harder te klagen over ‘wat ons wordt afgepakt’, of de hoogte van de boetes voor de overtredingen die we zelf begaan, de drukte op de weg die we zelf veroorzaken, treinen die’nooit op tijd rijden’, ‘de torenhoge ziektekosten waar we niets voor terug krijgen’, ruzie te maken en rellen te schoppen om ieder excuus dat we maar kunnen vinden, de vluchtelingenstroom, de kleur van Zwarte Piet, de prijs van benzine, windmolens of kernenergie. In ieder mens lijkt een hooligan schuil te gaan.
Ook de krantenberichten worden steeds zuurder, om nog maar te zwijgen van de reacties. Als een journalist zijn mening durft te geven, dan wordt hij afgebrand, maar als hij neutraal blijft, dan wordt hem weer lafheid verweten. Goed is het in ieder geval nooit meer. Zelfs de recepten in de Kerst AllerHande zijn dit jaar een motief om lekker te rellen, want er worden naar de smaak van de Bourgondiërs te weinig beesten voor geslacht.
De gemiddelde Nederlander lijkt steeds gekker te worden, maar gelukkig is daar in mijn omgeving weinig van te merken. En dat is het zoveelste wonder waar ik gelukkig om moet zijn.