Ik heb nèt weer mijn laatste berichten doorgelezen, en hier en daar een paar dingen aangepast. En daarbij ontdekte ik hoe makkelijk het is om idioterieën over het hoofd te zien. Sommige krankzinnigheden krijg je waarschijnlijk zó vaak te horen of te zien dat ze normaal gaan lijken. Bloedlink.
Pas nu zag ik daar een voorbeeld van dat ik jarenlang over het hoofd heb gezien, en waar ik prompt de slappe lach van kreeg. Om twee redenen zelfs. De eerste reden was dat ik het voor elkaar had gekregen om dit al die jaren over het hoofd te zien. Ik ben begonnen met bloggen over die Poldersoap in september 2009. Ik doe het nu dus bijna 11 jaar.
Op één uitzondering na: in september 2007, 4 maanden nadat eindelijk die overname-overeenkomst was ondertekend, heb ik een post geplaatst met een opsomming van alle formaliteiten die bij iedere bedrijfsovername moeten worden vervuld, maar uiteraard, ondanks herhaalde sommaties nog steeds niet waren uitgevoerd.
Het doodnormale verschijnsel: ‘Wij bepalen zelf wel wat er moet gebeuren en wanneer we dat doen.’
Het was maar een verhaaltje van 3 velletjes A4, dus echt veel moesten ze niet meer doen. Maar zaken correct afwerken zit nou eenmaal niet in hun systeem. Zij staan boven de wet, en desnoods stappen ze naar de rechter om die wet te veranderen. Als je een rechter maar ‘lief’ aankijkt, dan doet hij dat vast wel. “Er is toch getekend; is dat niet genoeg? Heeft die eikel nu nog steeds wat te zeiken?”
Laat ik dat nog maar toevoegen aan mijn smoezenlijst om iedere dag bij het eten een tweede glaasje te nemen: Het Feest van De Verlossing van de Orde der Malloten.
Die post had gelukkig effect. Via hun advocaat beloofden ze alles in orde te maken, waarbij ze verzochten of ik die post wilde verwijderen. Als ze in gebreke zouden blijven dan kon ik hem natuurlijk weer plaatsen, stelde de advocaat me gerust. Zij begreep ook wel dat één en ander ‘niet helemaal correct’ was afgewerkt.
Uiteraard duurde het daarna nog maanden, maar uiteindelijk was 42 maanden na mijn vlucht, de overname eindelijk compleet afgewerkt. Niet alleen boekhoudkundig, maar bijvoorbeeld ook bij de Kamer van Koophandel. Als je een bedrijf overneemt is het best wel praktisch als dat ook in het Handelsregister wordt vermeld. Dat soort details vonden ze maar flauwekul. Het is geen voetbal ten slotte.
Niet alleen ambtelijke molens draaien soms langzaam, ook amateur-molenaars kunnen er wat van.
Als we die ene post meerekenen, dan ben ik dus al bijna 13 jaar aan het bloggen.
Maar hoewel ik het gevoel heb dat ik iedere gebeurtenis, ieder uur uit dat melodrama al tientallen keren heb behandeld, stuit ik dus nog steeds op dingen die me een lachstuip bezorgen. Met sommige onzin ben ik zo vaak geconfronteerd dat ik het blijkbaar niet meer herken als onzin, door een soort vakblindheid.
Eigenlijk het zelfde fenomeen waarom ik maanden geleden de hele geschiedenis weer ben gaan herschrijven. Nieuwe inzichten, nieuwe invalshoeken. Ik had toen het gevoel dat ik wakker was geworden, maar misschien is dat proces nog steeds gaande, misschien ben ik nog steeds niet helemaal wakker.
Vandaag stuitte ik op dat voorbeeld dat me, althans wat dit verschijnsel betreft, wakker schudde, toen ik die passage herlas waarin ik de fameuze woorden citeerde: “Eigenlijk is het ons bedrijf. Wij hebben het opgebouwd.”
Als argument heb ik dat al vaak genoeg onderuit gehaald. ‘Als Albert Heijn niet iedere week al zijn filialen bezoekt, dan hebben de vakkenvullers, volgens deze logica, het recht om de zaak gratis over te nemen?’ Hoe dom kun je redeneren?
Maar gisteren drong pas echt de kolder van die opmerking tot me door. Dus nog afgezien van die bezopen redenering, vroeg ik me opeens af: WAT HEBBEN ZE IN VREDESNAAM OPGEBOUWD? Wat hebben zij toegevoegd aan de zaak, aan werkwijze, aan winst, aan bezittingen?
Het antwoord: Niets, helemaal niets. Vanaf 1996 hebben al hun ‘prestaties’ negatieve effecten gehad op de zaak. Ik was niet voor niets al vanaf 1999 wanhopig bezig om weer een beetje structuur in de tent te krijgen. We gleden af. Er werd niet opgebouwd, er werd afgebroken.
In 1996 had ik de touwtjes nog stevig in handen. Ik deed de betalingen, ik deed de investeringen, iedere computer, ieder randapparaat, ieder programma, had ik uitgezocht, en had ik geïmplementeerd in het bedrijf. Ik bedacht hoe ze gebruikt zouden worden en wanneer we daarmee zouden beginnen. Ik heb bij bijna alle apparaten voortdurend over schouders mee moeten kijken om zeker te weten dat alles goed ging. Wat lang niet altijd het geval was. Het gebruik van bijvoorbeeld typogrammen en magnetische basislijnen in QuarkXPress heb ik er bijna met geweld in moeten beuken. Soms voelde ik me een kruising tussen een politie-agent en een kleuterschooljuffrouw; want als ze ergens talent voor hadden dan was dat eigenwijsheid. Dan konden ze uren zoet zijn met het alinea voor alinea aanpassen van een lettertype, dat met een typogram binnen enkele seconden zou zijn gebeurd.
Dat zelfde gold voor de kwaliteit. Klacht op klacht kregen we soms, omdat er geen enkele kwaliteitscontrole was; niemand nam de moeite om zijn eigen werk even kritisch te bekijken.
Als ik daar iets van durfde te zeggen, dan kreeg ik een grote bek “omdat ze het vak op een vrijdagmiddag even tussendoor hadden moeten leren.”
Dat hadden ze dan meteen op die vrijdagmiddag moeten melden. Je levert niet bewust rotzooi af als je weet dat je niet in staat bent om kwaliteit te leveren. Wie dat doet en dat dan goed schreeuwt met zo’n k.t smoes, kan beter ander werk zoeken. Als je zo met je klanten omgaat, ben je niet goed bij je hoofd.
Ik zelf had zelfs geen ‘vrijdagmiddag onderricht gehad’. Ik had het helemaal zelf moeten leren, door trial and error, maar desalniettemin heb ik nooit rotzooi afgeleverd. Desnoods ging ik ’s avonds terug om werk af te maken, maar zoiets kwam niet in hun hersens op. Ik kreeg zelfs een keer op mijn donder, “want weet je dat hij elke avond pas om half zes thuis komt?” Dat zijn pas drama’s, half zes pas thuis komen van je werk.
Technisch heeft het me bloed, zweet, tranen en jaren gekost om de boel kwalitatief onder controle te krijgen. Wie heeft eind negentiger jaren, toen zij ‘aan het opbouwen waren’ bedacht om een high-speed high-quality printer als proefpers in te zetten, en plotters als alternatief voor ozalids te gebruiken? Niemand anders wist daar een oplossing voor te bedenken. Iedereen stond alleen maar glazig voor zich uit te kijken toen dat probleem zich aandiende. Hoe maak je een betrouwbare proefdruk van een digitaal bestand?
Zelfs daar hadden ze geen idee van, omdat niemand ooit interesse heeft gehad voor het vak. Ze waren ook niet anders gewend dan dat ik dat soort problemen oploste. Ik durf er alles om te verwedden dat zij nooit één letter hebben gelezen van de vakbladen of van publicaties op het internet. Waarom zouden ze? Tijdverspilling; laat hem dat maar doen. Wij gaan wel kaarten.
Werken, dat konden ze, maar nadenken is altijd een zwak punt geweest. Daarom gingen ze ook uiteindelijk naar de bliksem. Ze waren het spoor bijster omdat ze de verkenner hadden weg gepest.
Dat zelfde gold voor de financiën. Ik ben een ondernemer van niets, en ik ben altijd een ondernemer van niets geweest. Ik ben een technicus die tegen wil en dank ondernemer is geworden.
Maar desalniettemin had ik in het midden van de jaren negentig de zaak financieel in topconditie. We hadden weinig contanten, maar ook nauwelijks schulden. Alle apparaten, alle computers, zelfs de auto’s waren betaald. Auto’s kocht ik bijna altijd met de afspraak dat ik hem in drie maanden aan de garage mocht betalen. Als een financiering onontkoombaar was, dan gebeurde dat met zoveel mogelijk eigen geld en een zo kort mogelijke looptijd.
We hadden eigenlijk alleen een rekening courant kredietje om pieken en dalen in de kaspositie op te vangen, en dat scansysteem dan dat door onze grootste klant was voorgeschoten. Maar ook dat systeem was in binnen een paar jaren afgelost, en heeft nooit als schuld op de balans gestaan. Daardoor heeft dat ding na de aflossing ook nooit op de balans bij de activa gestaan, waardoor we dus eigenaar waren van een systeem van fl 285.000,- dat niet in de boeken voorkwam.
Door mijn aanpak hadden we in die tijd ruim 800.000 ouderwetse guldentjes over op de balans en als stille reserves.
Toen vond ik het tijd worden om fase één van de opvolging op gang te brengen. Ik droeg de boekhouding en de betalingen over aan neefje. Die deed het goed; daar kan ik geen kwaad woord van zeggen.
Maar het grote verschil met mijn aanpak was dat hij een voorkeur had voor financieringen, omdat je dan stabiele maandlasten hebt, zonder pieken of dalen. Vanwege die stabiele maandlasten had hij bij het financieren het liefst leaseconstructies, waar geen cent eigen geld aan te pas komt.
Die vrijheid kreeg hij van me. Maar het nadeel daarvan was dat ongemerkt bij iedere nieuwe aankoop er een portie reserves verloren ging. Daar tegenover stond dat er meer contanten beschikbaar kwamen. Maar die werden ongemerkt uitgegeven, waardoor de eigen middelen schrikbarend hard terug liepen.
Zo begonnen ongemerkt al die reserves te verdampen. Dat werd nog erger toen Sr enkele jaren later de betalingen overnam. Eindelijk, na zich twintig jaar nergens mee te hebben bemoeid, ging hij ook maar eens directeurtje spelen. En hoe!
Als gevolg van zijn kasbeheer was er in 2004 helemaal niets meer over van die reserves. Verdampt, uitgegeven aan kabelgootjes, etentjes, verbouwingen aan een schuur in Emmeloord, en aan ‘zakelijke projecten’. En God weet aan wat nog meer.
Tot zover dus de balanstechnische kant van wat zij ‘opbouwen van de zaak’ noemden. Dat was vervelend, maar uiteindelijk is winst belangrijker. Als er genoeg winst wordt gemaakt, dan komen de reserves vanzelf weer in orde.
Om dat te beoordelen moeten we een blikje werpen in de Winst- en Verliesrekeningen uit die tijd.
In 1988, toen ik de zaak nog in mijn eentje mocht besturen, en mijn partner nog de duurste, slechtste en meest onbehouwen vlakdrukmonteur van heel Nederland was, maakten we fl 360.000,- winst. fl 180.000,- per persoon. Het bedrijf was toen nog een v.o.f., wat betekende dat die winst ons belastbaar jaarinkomen was. Mijn partner kan daar de details wel van uitleggen. Die weet dat allemaal precies, dus daar hoef ik geen tijd aan te verspillen. En anders weet de dokter vast wel iemand aan wie ze het kan vragen. Dezelfde expert bijvoorbeeld die Art. 2:207C in Amsterdams moest vertalen omdat de (voor ieder ander glasheldere) uitleg van de notaris te moeilijk voor de dokter was.
Die winst bleef min of meer stabiel op dat peil tot ik het dagelijks bestuur overdroeg.
Vanaf dat moment liepen de cijfers terug. Eerst langzaam. In 1999 waren de cijfers nog interessant genoeg om de tent om te zetten in een b.v., of een nest van drie b.v.’s, met het oog op de toekomst.
Maar toen begon de muiterij, of, vanuit hun perspectief gezien ‘de Periode van Opbouw door het Nieuwe Verlichte Bewind’. Vanaf 2000 is de winst alleen maar met een rot gang omlaag gegaan, de bezittingen namen af, de kosten stegen de pan uit, en dat beetje winst dat overbleef, werd uitgegeven aan flauwekul-initiatieven en etentjes met vrienden.
Vanaf 1999 ben ik daarom constant bezig geweest om de boel weer een beetje op orde te krijgen. In 2001 kregen we daar de eerste harde clash over toen die bezopen shop werd geopend en meteen weer gesloten. ‘Da-ag fl 40.000,-‘.
Daarmee brak de teloorgang door de geluidsbarrière. Onstuitbaar werd het roer omgegooid in de richting van de ondergang. Tot ik in 2004, geen andere mogelijkheid meer zag om mijn eigen hachje te redden, dan overboord te springen. Dat leverde een aanzienlijke besparing op, maar zelfs van die besparing was in de jaarcijfers niets terug te vinden.
Integendeel, na mijn vertrek raakten de winstcijfers in een vrije val tot er in 2007 helemaal niets meer van mijn kindje over was. In 11 jaar tijd, tussen 1996 en 2007, de periode van hun schrikbewind, is de tent totaal tot de laatste steen afgebroken.
Maar evengoed, met die cijfertjes in hun begerige knuistjes geklemd, liepen de gorillaatjes roffelend op hun borstjes te brullen dat zij de zaak hadden opgebouwd. Dat het eigenlijk hun bedrijf was. Een bedrijf dat onder hun leiding zo’n ‘spectaculair’ resultaat had opgeleverd, dat de laatst overgebleven ‘oprichter’ in een Pipo-woninkje terecht kwam.
Een prestatie om trots op te zijn.