Laatste update 6 januari 2020, 16:00 uur
Ik heb een heleboel vrienden, die stuk voor stuk diep in mijn hart zitten, mensen van wie ik houd, maar van allemaal op een andere manier, want ze hebben gelukkig allemaal andere karakters, andere eigenschappen.
De meeste kennen elkaar helemaal niet, of alleen van naam. Coby en ik hebben ze allemaal in ons nieuwe leven stuk voor stuk op verschillende manieren leren kennen, en ‘na Coby’ heb ik er zelf nog een paar bij gekregen.
We doen nooit iets als groep. Ik doe alleen dingen met de afzonderlijke vrienden. Ik wil ze niet mengen, ik wil geen kruisbestuiving. Van een vriendenkring is dus geen sprake.
Ik wil met één, hoogstens twee mensen aan de eettafel zitten om te praten, of met één of twee mensen door een plaats slenteren, praten, terrasje pakken. Want dan gaan de gesprekken nog ergens over; zodra je meer mensen bij elkaar brengt worden de gesprekken oppervlakkig, of competitief.
Bijna al mijn vrienden zijn vrouwen, in leeftijd variërend van midden dertig tot ongeveer tachtig jaar; een gemêleerde verzameling, niet alleen qua leeftijd, maar ook wat achtergronden betreft. Alle beroepsgroepen, alle geloofsstromingen, alle rangen en standen zijn vertegenwoordigd.
Ze hebben allemaal drie eigenschappen gemeen: iedereen is oprecht, iedereen is onschuldig van karakter, en iedereen spreekt ABN.
Ik had me voorgenomen om in deze post geen vergelijkingen te trekken met mijn Oude Oertijd, maar dat lukt niet. Als ik aan mijn huidige vrienden denk, dan komen automatisch herinneringen naar boven aan het verleden; al die gebakken lucht, het gebluf, gesnoef, zelfverheerlijking, gesprekken die over helemaal niets gingen, eindeloos geleuter over knikkeren voor volwassenen of de nieuwste parodie op een hamburger van MacPee. Er waren erg veel mensen in mijn verleden die ik niet zou willen voorstellen aan één van mijn huidige vrienden. Er zijn er ook die ik niet zou dùrven voorstellen aan één van mijn huidige vrienden, uit schaamte.
Bovenaan de vriendenlijst staan twee vrouwen die ik hartsvriendinnen durf te noemen. Die twee zijn mijn steunpilaren, mijn ijkstenen. Één van die twee heeft heeft momenteel recht op wat extra aandacht. Vanwege de privacy zal ik haar Charlène noemen. Hoe ik haar heb leren kennen is niet belangrijk.
Charlène is een vechter. Maar ze is een vechter met een hart, dus geen ordinaire straatvechter zoals ik die vroeger gekend heb; zo één die alleen maar met liegen, bedriegen en zelfverheerlijking kon proberen te winnen, die zelfs een faillissement nog probeerde te presenteren als een geweldige prestatie waar jarenlang keihard voor was geknokt.
Charlène is oprecht, denkt wat ze zegt, en zegt wat ze denkt. Dat gaat zelfs zover dat ze ook zichzelf niet spaart als daar een reden voor is. Als Charlène aardig doet tegen je, dan weet je dat ze je aardig vindt, want huichelen kan ze niet.
Haar ogen bevestigen wat ze denkt, want dat zijn de spiegels van haar ziel, waarin je altijd vuur, temperament ziet branden.
Toen wij haar leerden kennen, had Charlène een lastige periode achter de rug, met veel tegenslagen. Van tegenslagen kun je depressief worden of je kunt er een beter mens van worden. Mijn vader zei altijd: “Waar je niet aan kapot gaat, daar word je sterker van.”
Dat is absoluut waar. Iedere dag leer je wel iets, maar op de lelijkste dagen leer je het meest. De mooiste cadeaus komen vaak in de lelijkste verpakkingen.
Wij hebben vergelijkbare ervaringen opgedaan, vooral als het om onbetrouwbaarheid gaat van mensen die je vrienden vindt, en we zijn daar op dezelfde manier mee omgegaan, en hebben ons altijd gerealiseerd dat er altijd en overal ook mooie kanten te vinden zijn.
Zelfs de grootste drama’s brengen positieve dingen mee. Waar Yin is, is ook altijd een beetje Yang, en als Yang de overhand heeft is er ook nog altijd een beetje Yin.
Zelfs het overlijden van je grote liefde kun je overleven als je je vastklampt aan dat beetje moois dat er nog is. Dat betekent niet dat ik niet terug zou willen. Integendeel, maar je moet jezelf niet begraven in je verdriet. Verdriet moet geen smoes worden om achter het raam vol zelfmedelijden naar buiten te gaan staren. Er is altijd wel iets te bedenken dat de moeite waard is. Ik kan bijvoorbeeld de hele dag denken wat ik zelf wil, en alles doen wat ik wil en wanneer ik dat wil.
Met gevulde traanbuizen kun je gewoon leuke dingen doen, lezen, leren, musea bezoeken, uit eten gaan, op vakantie gaan. En met voldoende motivatie en inspanningen kun je misschien zelfs nog iets betekenen voor anderen, een mini bijdrage leveren aan een betere wereld.
Als er één typisch Nederlandse eigenschap is, dan is dat om jezelf uit te roepen als slachtoffer. Dan kun je namelijk nooit iets verkeerd doen. Alles wat je in je leven fout hebt gedaan, is de schuld van een ander, of per ongeluk ontstaan door een gebeurtenis die niet te voorzien was.
Als bijvoorbeeld je bedrijf naar de kloten gaat, dan ligt dat nooit aan jouzelf, maar aan de economie, of iemand heeft je teveel van je werk gehouden. Zelf heb je het nooit verkeerd gedaan; dat blijft onder alle omstandigheden Regel 1. Je trekt niet het boetekleed aan maar speelt de slachtofferrol.
Zo trekken ook veel nabestaanden zichzelf als slachtoffer terug in hun huis om daar de rest van hun leven troosteloos voor zich uit te staren. Dat zie je zelfs bij relaties die nooit gelukkig zijn geweest. Het heeft niets met verdriet te maken; slachtoffer zijn levert belangstelling op. Dat gebeurt niet eens altijd bewust. Als je merkt dat je aandacht krijgt als je slachtofferig doet, dan wordt daar door de hersens onbewust een routine van gemaakt.
Niemand heeft mij ooit klein gekregen, en dat zelfde geldt voor Charlène. Ook zij heeft zich nooit klein laten krijgen. Na een tegenvaller keek ze boos om, gaf de schuldige een afscheidstoespraak en maakte met nòg meer inzet en enthousiasme weer een verse herstart. Ook wat beroepen betreft zat het haar nooit mee. Waar ze ook aan begon, ze ging door tot ze het vak tot in de finesses beheerste. Maar of de duivel zelf zich ermee bemoeide moest ze ieder beroep na een tijd opgeven vanwege gezondheidsproblemen. Maar ook daar liet ze zich niet door uit het veld slaan. Dan zocht ze een nieuw interessant beroep, en daarna eventueel weer één, en weer één. Maar dat deed ze nooit met een zielige ondertoon, altijd met een positief gevoel. Een nieuwe uitdaging, leuk en spannend.
Charlene leeft uitbundig, vol gas, in alles dat ze onderneemt steekt ze haar hele hart en al haar energie. Die energie leek altijd onuitputtelijk, alsof ze werd aangedreven door een kernreactor. Toen ik haar leerde kennen sjokte ze niet door het leven, Charlène liep niet door het leven, Charlène rende, huppelde door het leven, want verderop zijn nog zoveel andere dingen die gezien of gedaan moeten worden.
Totdat ze plotseling invalide werd. Zomaar onverwacht raakte haar onderstel verlamd. Toen stond haar leven stil; daar was zelfs zij niet tegen opgewassen. Daar werd zelfs zij even stil van. En dat kon niemand haar kwalijk nemen. Een vrouw van onder dertig jaar met zoveel energie die van de ene dag op de andere opeens niets meer zelfstandig kan doen. Niet meer werken, niet meer auto rijden; ze kon zelfs de deur niet meer uit zonder hulp van anderen.
Omdat ze opeens al die energie niet meer kwijt kon, ging het vuur uit. Charlène was even zichzelf niet meer. Om het drama compleet te maken ging ook haar relatie uit. Daarna had niets nog zin voor haar, niets was nog leuk. Anderhalf jaar lang was Chantal een slachtoffer zonder doel. Het contact met ons bleef en wij konden alleen maar medelijden voelen.
En toen, opeens werd ze wakker, en gaf zichzelf een paar draaien om de oren plus een toespraak: “Wat ben jij nu aan het doen? Je bent je leven aan het verspillen, zeurpiet. Wil je echt de rest van je leven alleen maar blijven klagen over wat je niet meer kan? Ga liever kijken wat je nog wèl kan! Maak daar het beste van en geniet daarvan.”
Ze belde ons zelfs meteen op om vol vuur te vertellen dat ze de schakelaar had overgehaald. Vanaf dat moment hebben we nooit meer een klacht van haar gehoord. Van de ene dag op de andere was de oude Charlène herrezen uit haar eigen as, en begon aan een nieuwe missie: op de puinhopen weer een leven opbouwen. Een huis vinden, voorzieningen, een baan, hobby’s. En dat duurde even, want daar was hulp door de gemeente voor nodig en ambtelijke molens draaien langzaam, en experts hebben allemaal eigen meningen en als experts elkaar tegenspreken dan is degene die geholpen moet worden daar altijd de dupe van.
In tijden van nood leer je je vrienden kennen, dus net als ikzelf vijftien jaar geleden, werd ook haar verjaardagskalender steeds leger. Een rolstoel is, net als een scheiding, een ideaal vriendenfilter. De slappelingen haken af.
Maar dat betekent dat de mensen die je overhoudt of erbij krijgt goede mensen zijn, mensen met grote harten.
Charlène herstartte haar kernreactor en bouwde weer een nieuw leven op. Iedere tegenslag werd overwonnen. Ze heeft weer een huis, een baan, hobby’s, toekomstplannen, vrienden, en zelfs een nieuwe levenspartner.
Mijn soulmate. We begrijpen elkaar omdat we veel gemeen hebben. We zijn allebei vaak gevallen, en nog vaker neer gesabeld en toch weer opgestaan. En daar zijn we iedere keer weer geestelijk sterker van geworden. We spreken elkaar regelmatig, meestal opgewekt, soms teleurgesteld, verdrietig komt ook voor als iemand iets idioots heeft gedaan. Maar bijna altijd eindigen de gesprekken met een gulle lach. Ook toen we het over mijn rug hadden: “Weet je, bij mij begon het ook zo. Dus misschien kom jij ook wel in een rolstoel terecht. Dan kom ik een week bij je logeren om je les te geven. En reken maar dat ik je uitlach als je op je plaat gaat.”
Met zo’n belofte zou je er bijna naar uitzien.
Ik gun haar alle geluk van de hele wereld. Ze verdient het voor haar vechtlust, haar doorzettingsvermogen, haar enthousiasme, haar opgewektheid, haar trouw, haar liefde en haar aandacht voor zogenaamde kleinigheden. Het fundament is er weer. Ze heeft een man met een gouden karakter, want dat moet je hebben als je aan een relatie begint met een vrouw die vanaf haar middel is verlamd.