Het allereerste dat ik voelde bij het zien van die foto’s van Beijing was medelijden, om verschillende redenen.
Daarop volgde toch ook een vleugje heimwee. Ook mijn eerste huwelijk had leuke kanten, zoals ik al vaker heb geschreven. Niets is helemaal goed, en niets is helemaal slecht. Aan die prettige kanten moet ik nu steeds vaker terug denken. En dat is goed.
De twee huwelijken waren totaal anders. Mijn huwelijk met Coby was liefdevoller, een grote roze wolk, met als allerbelangrijkste kenmerk de hechte manier waarop we met elkaar omgingen, de behoefte om bij elkaar te zijn, om dingen samen te doen. We waren een eenheid.

Maar natuurlijk waren ook wij niet 100% compatible, en waren er dingen die we niet allebei leuk vonden en dan hadden we er ook geen moeite mee om concessies te doen. Iets doen dat je niet leuk vindt, maar waarmee je je liefde een plezier doet, schenkt op een bepaalde manier toch voldoening. En soms heb je gewoon behoefte om iets alleen te doen, een museumbezoek bijvoorbeeld.

Benidorm was een concessie. Na mijn eerste kennismaking met Benidorm in 1974 heb ik gezworen dat ik die fout nooit meer zou maken. Nooit had ik kunnen verwachten dat ik bijna dertig jaar later zou gaan houden van een vrouw die verslaafd was aan Benidorm.
Ruim 25 keer ben ik er met Coby geweest. Ruim een jaar hebben we er in totaal samen doorgebracht. En hoewel ik me er thuis voelde, is het nooit mijn ideale vakantiebestemming geworden. Ik ging er met plezier keer op keer naartoe omdat ik genoot van Coby die genoot van Benidorm.
De reden dat ik een website over Benidorm ben begonnen is simpelweg omdat ik iets te doen moest hebben terwijl Coby bij het zwembad lag.
Zo kun je op een bepaalde manier gaan houden van een plek die helemaal niet bij je past. Ik ben tijdens al die bezoeken gaan houden van Benidorm, van de mensen, het eten, de omgeving. Maar op een heel vreemde manier. Het was geen vakantiebestemming, het was een tweede thuis.
Mijn behoefte om er naartoe te gaan wordt nu ook minder, omdat de magie er vanaf is. Ik zal er nog weleens komen, maar dat zal niet vaak meer zijn.

Naarmate mijn liefde voor Benidorm minder wordt, krijgen de vakanties uit mijn huwelijk met Nel een prominentere plek in mijn geheugen. Eerlijk is eerlijk. We hebben samen mooie vakanties beleefd; interessantere vakanties dan met Coby. Kreta, Cyprus met een uitstapje naar Israël, Beijing, de Trans-Mongolië Express, Moskou, St-Petersburg, narrowboat varen op The Avon Ring, The Grand Union Canal, The Leeds and Liverpool Canal, The Llangollen. Ierland was ook interessant, maar varen in Ierland is niet leuk, tenminste niet met een narrowboat.
Stuk voor stuk waren dat onvergetelijke reizen, waar Coby niets aan zou hebben gevonden. Maar die reizen, daar heb ik fijne herinneringen aan.

Die vakanties zou ik, heel vreemd, best weer over hebben willen doen. Zelfs met Nel, maar dan zonder anderen erbij. En niet als een paar, maar gewoon vanwege de gemeenschappelijke belangstelling. Waarom er altijd anderen bij moesten zijn, dat begin ik steeds minder te begrijpen. Mijn ideale groep om activiteiten mee te ontwikkelen is tegenwoordig twee personen.
Dat zijn ook mijn favoriete dagjes uit, met zijn tweeën slenteren door Zwolle, Maastricht, Leeuwarden, Amsterdam; kijken naar gevels, snuffelen in winkels, terrasje pakken, en babbelen over de maatschappij die steeds krankzinniger lijkt te worden. Twee mensen, méér niet, en bij voorkeur één man, ik dus, en één vrouw. Er zijn vijf of zes vrouwen en niet meer dan twee mannen waarmee ik dat kan. Met andere mannen ontstaat er direct zo’n haantjessfeer, er moet meteen een competitie worden gespeeld. Baas boven baas, desnoods met blufpraatjes.

Dat valt me ook op als ik terug denk aan de vakanties. Altijd moesten er zelfverheerlijkingen of kleinerende opmerkingen in de gesprekken worden geperst. “Het is mistig vandaag hè?” “Oh, daar heb ik geen last van, want ik fotografeer digitaal dus ik bewerk ze toch in PhotoShop.” Het slaat nergens op, maar het geeft blijkbaar een gevoel van superioriteit. Te pas en vooral te onpas moesten er irritaties worden opgewekt.
Ook eindeloos foutjes uit het verleden presenteren gaf dezelfde voldoening. Midden jaren zestig heb ik eens twee ‘enorme’ fouten gemaakt die me bijna een halve eeuw lang hebben achtervolgd. Ik heb eens een emmer behanglijm aangemaakt, waarna ik werd geroepen omdat Bonanza op de TV begon. Na Bonanza lag er een lijmkoek onderin de emmer water.
“Als je gaat behangen, dan moet je Loek de lijm laten aanmaken, die is daar heel goed in.”
Veertig jaar later werd dat nog bij iedere gelegenheid opgehaald, net als een baan behang die ik in dezelfde periode op maat sneed met één segment van de duimstok ingeklapt. “Laat Loek ook de banen snijden, want daar is hij ook héél goed in.” Zucht.
Maar als ik het hart had om heel voorzichtig iets te zeggen over een garderobekast waarvan hij de bovenlijst met dubbelzijdig tape had bevestigd, ‘omdat dat véél beter was dan schroeven’ en die midden in de nacht met hels geraas en een flinke schade aan het laminaat naar beneden kwam gedonderd, dan was het huis te klein. Dat was dan erg flauw van me, werd met de overbekende brulkikkerwangen verkondigd. Dat soort gedrag is de reden dat ik veel liever met vrouwen omga.

Terwijl ik terug ga in het verleden, op zoek naar goede herinneringen, ga ik me ook steeds meer de ergerniswekkende gebeurtenissen realiseren. Maar ook ga ik die ergernissen bij het zien van die foto’s beter begrijpen. Ik snap nu bijvoorbeeld pas echt waarom een scheiding die soepel begon, ontaardde in een drama.

Nel was lang niet dom. Integendeel, ze was een verdraaid intelligente vrouw. In haar eentje had ze meer actieve hersencellen dan haar hele adviescollege bij elkaar. En niet alleen hersencellen, maar ook diploma’s.
Waarom heeft ze zich dan toch laten leiden door mensen die geen enkele opleiding hebben afgemaakt, geen enkel diploma hebben gehaald, die nauwelijks kunnen rekenen en al helemaal geen verstand hebben van administratie en wetten? Stuk voor stuk zijn het drop-outs. Kansloze drop-outs zelfs. De reden waarom ik ze ooit in dienst heb genomen was dat hun vader jankend bij me op de stoep stond omdat hij bezorgd was over hun toekomst. En de reden dat ik ooit ben gaan samen werken met die vader was ook, zoals ik ook al eerder heb geschreven, medelijden. In zijn eentje had hij nooit iets bereikt.
En wat krijg je daar later voor terug? Een dolk in je rug. Loyaliteit: Nul. Laffe honden die alleen in groepsverband durfden aan te vallen; en dan nog alleen maar met een zo groot mogelijke groep. En zelfs die aanval was al net zo kansloos als zij zelf. Maar duur was hij wel, voor iedereen. Stelletje zielepoten.

Terug naar de verhaallijn. Ze leed aan een rare, irritante, valse bescheidenheid. Ik heb daar al eens een voorbeeld van gegeven. Die rare eeuwige opmerking als iemand iets had gekocht: “Dat is voor ons niet weg gelegd.” Geld moest onmerkbaar verdampen, want stel je voor dat je iets koopt waar andere mensen tegenop kunnen kijken. Mooie kleren, of misschien zelfs wel een prachtig huis. Tot 1996 verdienden we daar meer dan genoeg voor, zonder dat daar iets van was te merken. Wèg moest dat geld, en zonder een spoor achter te laten.
Naarmate ze ouder werd, werd die neiging erger, en ging ze zich steeds kleiner houden.
Uiterlijk, in haar kledingkeuze, maar ook in haar houding tegenover anderen. Anderen wisten alles beter, anderen waren overal beter in, anderen hadden het beter. Als je je klein houdt kun je nooit tegenvallen en voor anderen is het altijd prettig om gestreeld te worden. Zelfs als het om onderwerpen ging waar zij alles en de ander niets van wist, speelde ze nog het domme huisvrouwtje.
Dat deed ze met opzet en tot mijn grote ergernis. Niet dat ik van snoeven houd, integendeel. Maar wat ik doe, wil ik zo goed mogelijk doen. Of ik daarmee de top haal of op de laatste plaats eindig, dat interesseert me niet. Het gaat me om het plezier en uit iets oppervlakkig doen kan ik geen plezier halen.

Tennis heb ik bijvoorbeeld altijd een leuk spelletje gevonden, terwijl ik al die jaren dat we hebben getennist één van de slechtste spelers van de hele club bleef. Het ging me niet om de knikkers, het ging me om het spel. Agge maar leut hêt.
Ballroom dansen was een heel ander verhaal. Dat hebben we samen ongeveer vijftien jaar gedaan. De eerste vier jaar bij Paul van Roosmalen. Toen dansten we nog de sterren van de hemel. We waren de besten van de hele school, hebben een paar keer meegedaan aan wedstrijden, en we genoten daar allebei van. We hadden een prachtige stijl van dansen, als ik zo vrij mag zijn om het te zeggen.

Via twee andere scholen kwamen we in de jaren negentig terecht bij een andere dansschool, waarvan ik de naam niet wil noemen om geen verkeerd publiek aan te trekken. Daar dansten we samen met een aantal bevriende echtparen. Tussen bekenden mag je je best niet doen, want dan ben je een uitslover. De valse bescheidenheid greep weer in en bedierf het hele plezier in het dansen. Terwijl ze de techniek nog steeds beheerste, slofte ze nog harder dan de andere paren, marcheerde over de vloer in plaats van er over te glijden, draaide niet in de hoeken maar stapte ze de hoek om. Ze hing niet achterover, maar stond juist voorover gebogen zodat ik de kans niet kreeg om te leiden. Het zag er niet uit en er was ook geen lol aan. Kortom, ze moest weer heel hard haar best doen om de slechtste van de vriendengroep te lijken. Want stel je voor dat je positief opvalt.
Thuis hebben we daar menigmaal over gesproken, en het antwoord was altijd: “Ja, zo ben ik nu eenmaal.”
Het waren gezellige avonden, vooral omdat we na het dansen meestal met vrienden thuis tot diep in de nacht gingen borrelen. Maar het dansen zelf, waar het om begonnen was, was een bron van ergernis.

Voor alle zekerheid: ik schrijf dit niet om haar zwart te maken. Ik heb juist postuum medelijden, want ze moet daar zelf ongetwijfeld ook onder hebben geleden, en je kiest niet voor een karakter, je krijgt het cadeau.

Ze leed aan een behoefte om zichzelf te vernederen, zichzelf te kleineren. En die neiging straalt ze ook uit op de foto’s in Beijing. Omdat zij zichzelf ook niet heeft gemaakt voel ik daar nu, als ik terug kijk medelijden mee. Maar ook ergernis omdat die houding zoveel plezier heeft bedorven.
Die houding is waarschijnlijk de belangrijkste oorzaak geweest voor onze scheiding. Daarom voel ik ook direct na dat medelijden ergernis, wat geen fijn gevoel is als het een overledene betreft. Maar pas nu, bij het zien van die foto’s begrijp ik dat die zelfde houding de reden is geweest dat een scheiding die zo soepel begon, eindigde in een guerilla-oorlog waar geen rot streek geschuwd werd.

Het absurde is dus dat zij en ik allebei een diploma boekhouden hadden, plus moderne bedrijfsadministratie en rechts- en wetskennis. Zij heeft dat ooit op de MAVO gehaald en later nog via een opfriscursus op wat we toen noemden de ‘Moeder-MAVO’. Ik heb die diploma’s ooit met prima cijfers gehaald bij een Middenstands-cursus, die eigenlijk verplicht is voor ondernemers maar waar niemand zich iets van aantrekt en waar tegenwoordig ook niet meer op wordt gecontroleerd. Een opfriscursus heb ik nooit hoeven doen, want ik heb bijna twintig jaar lang de administratie gevoerd, in samenwerking met een ‘echte’ boekhouder. Ik werd derhalve ieder jaar in de praktijk opgefrist.
We hadden dus helemaal niemand nodig voor de afwerking van onze scheiding; we hadden zelf immers de kennis in huis. Ik heb er ook nooit iemand in betrokken, behalve onze officiële boekhouder voor de nodige berekeningen. Die boekhouder was nota bene haar eigen broer, en was ook op haar hand. Dat vond ik prima want ik wilde haar niet tekort doen en zijzelf verklaarde al meteen dat ze ‘niet meer van me wilde dan waar ze recht op had’. Het had dus gewoon soepeltjes moeten verlopen als er geen onnozele buitenstaanders bij zouden zijn gesleept. Zij zelf, haar broer, de mediator en ik. Verder niemand, dan zou het goed zijn afgelopen.

De uitwerking van de scheiding had ‘een makkie’ moeten zijn, want mijn voorstel was luid en duidelijk: ‘Je krijgt de helft van wat ik verdien, en als jij ooit werk vindt, dan krijg ik daar de helft van.’
De berekening daarvan werd zonder mijn bemoeienissen direct door haar broer uitgewerkt, en ik begon de volgende dag al met de uitvoering. Ieder hadden we daardoor € 1.500,- netto per maand. Niet veel, maar er was voldoende ruimte voor verbetering.
Want officieel was de management fee € 5.000,- per maand. Maar daar buitenom werd er, zoals in ieder bedrijf gebeurt nog van alles bij elkaar gegrabbeld, telefoon, auto en dergelijke. Alles dat méér werd uitgegeven dan die officiële management fee werd, zoals dat verplicht is, geboekt op de Rekening Courant.
Al vanaf 1999, toen ‘we’ begonnen aan de B.V. structuur heb ik me sterk gemaakt om daar verandering in te brengen. Daar waren mogelijkheden genoeg voor. Als iedereen zich aan de normale regels zou houden, dan zou de cash-flow hoog genoeg worden voor 4 management fee’s van € 7.000,-. Dat bedrag heb ik berekend door me, zoals al eerder gemeld, maanden lang terug te trekken in mijn huiskantoor om de hele administratie opnieuw in te voeren en zo een gezuiverde Winst- en Verliesrekening op te stellen. Het gevolg daarvan was het verwijt dat ‘ik er nooit was’. Nee, dat klopte, ik was bezig met pogingen om de tent te redden van de ondergang. Vergeefse pogingen, zoals we nu weten.

De uitvoering van mijn nieuwe schema was makkelijk. Iedereen zou geld genoeg op zijn eigen rekening krijgen om al die extraatjes zelf te kunnen betalen. In mijn eigen geval was het doel duidelijk: door te bezuinigen op die extraatjes zou ik ruimte krijgen om meer alimentatie te betalen. Dat was allemaal bij iedereen bekend, maar helaas ben ik drie jaar lang de enige geweest die zich aan de spelregels hield.
Verder werd de chaos alleen maar groter. Net als in het verkeer bleken regels en afspraken te werken als de bekende rode lap op een stier. Zodat ik uiteindelijk nog maar één oplossing kon bedenken: Wegwezen!

Terug naar de scheiding. Die had dus soepel kunnen verlopen. Hij had zelfs soepel moeten verlopen. Er was geen enkele reden voor problemen. Het inkomen was helder, en twijfel daarover was niet mogelijk want de berekeningen waren gedaan door haar eigen broer, die ook mijn boekhouder was. Wat zou er dan nog verkeerd kunnen gaan?
Ik heb daarom nooit begrepen waarom het desalniettemin op een drama uitliep. De enige reden die ik kon bedenken was dat ‘het college’ zich in hun oneindige onnozelheid ongevraagd had opgeworpen als beschermengelen van het ‘slachtoffer’.
Pas bij het zien van die foto’s en de herinnering aan haar karakter, begon ik te begrijpen dat het enigszins anders moet zijn gegaan. Het verandert niets aan de schuldvraag; het zegt alleen iets over het verloop, of over de oorzaak van de idioterie.

Haar eigen aandeel in het drama moet veel groter zijn geweest dan ik altijd heb vermoed, realiseer ik me nu. Haar onzekerheid en haar neiging om anderen altijd hoger aan te slaan dan zichzelf zijn de belangrijkste oorzaken geweest van die ellende. De hulp is haar niet opgedrongen, ze heeft daar zelf om gevraagd. Toen dat besef tot me doordrong herinnerde ik me ook meteen dat zij bijvoorbeeld al in een heel vroeg stadium afspraken begon te maken met iedereen die ze kende. Ook met vrienden, in Purmerend bijvoorbeeld, waar we nauwelijks nog contact mee hadden, moest en zou ze zo snel mogelijk spreken om haar lot mee te bespreken. Helaas konden die pas drie weken later tijd voor haar vrijmaken.
Als ze dat al deed bij verre vrienden, dan moet ze dat dus zeker in de naaste omgeving hebben gedaan.
Coby had overigens de zelfde neiging. Als er iets aan de hand was, begon zij ook de hele vriendinnenkring op te bellen om meningen te vragen. Maar daar heb ik redelijk snel een einde aan gemaakt, want ik werd gek van de ‘adviezen’. Het ergste was nog dat iedereen na een week of zo even kwam informeren of ik al iets met die adviezen had gedaan. Ammehoela.

Levert dat een groot verschil op met mijn eerdere gedachte dat ze door anderen de vernieling in is geadviseerd? Absoluut doet het dat. Het blijft natuurlijk idioot dat mensen zonder enige kennis van administratie, wetten en rechten onbevoegd met ‘wijsheden’ hebben gesmeten, maar ze heeft dat proces zelf op gang gebracht. Ze was dus in de eerste plaats slachtoffer van zichzelf. Dat idee lucht mij op; ik denk dat ik dat niet verder hoef toe te lichten.

Die conclusie wordt ondersteund door andere gebeurtenissen die ik nooit heb begrepen. De mediator moet haar hebben gewaarschuwd; dat kàn niet anders. Bij het afscheid deed de mediator ongelooflijk vriendelijk tegen me, wat ze vast niet zou hebben gedaan als ik in haar ogen de zondebok zou zijn geweest. En bovendien was ze ook nog zo aardig om nauwelijks iets in rekening te brengen voor al die uren die ze voor ons aan het werk is geweest. Voor al die vele uren praat- en rekenwerk kreeg ik een factuurtje van niet méér dan € 200,-. Dat zegt iets over wat zij zelf dacht van de vast gelopen onderhandelingen. Een advocaat geeft niet zomaar een cadeautje van een paar duizend euro’s.

Ook haar eigen advocate, later, moet haar hebben gewaarschuwd. De enige reden van al die merkwaardige capriolen die die advocate uithaalde, was om verwarring te zaaien, omdat ze wist dat ze op een normale manier kansloos zou zijn. Dat moet ze ook aan haar cliënte hebben laten weten. Advocaten doen niets zonder overleg.

Is er nog meer? Jawel, het houdt niet op. Ook haar broer, mijn boekhouder, moet haar hebben gewaarschuwd voor de gevolgen van haar houding. Hij heeft alle cijfers berekend en gepresenteerd. En hij heeft zelfs in ieder gesprek meerdere malen benadrukt: “Van een kale kip kun je geen veren plukken.”
Zo’n opmerking van een man die drie jaar eerder nog een prijskaartje van fl 800.000,- hing aan het bedrijf zegt toch wel iets over de ‘kwaliteit’ van het zelfbenoemde nieuwe bestuur en vooral over de gevolgen van wat zij zelf vol trots en zelfingenomenheid beschouwden als ‘het opbouwen van het bedrijf’. Ze hadden het waarschijnlijk zó druk met kakelen over hun prestaties dat ze er nooit aan toe zijn gekomen om de Jaarverslagen te laten uitleggen door iemand die daar verstand van had. Anders zouden ze wel iets bescheidener zijn geweest.
Helaas mag ik geen cijfers openbaren, anders had ik nog iets vrolijks gehad om te plaatsen.

Heeft iemand iets aan deze conclusies? Ja natuurlijk: ikzelf. Want als de hoofdpersoon ‘er niet meer is’, verandert je denkpatroon. Je wordt milder en krijgt een neiging om te denken dat je misschien te hard bent geweest. Dat valt dus wel mee.
Maar toch besef ik achteraf dat ik een flinke steek heb laten vallen. Na haar laatste weigering om akkoord te gaan met de berekende alimentatie had ik in mijn auto moeten springen om haar thuis op te zoeken. “Ga zitten, nu wil ik weten wat er aan de hand is, want zo ga ik niet verder.”
Dat zou geen verschil hebben gemaakt. waarschijnlijk zou ik dan ook zijn afgescheept met die dooddoeners en cryptische uitspraken waar ik in de loop van de tijd helemaal dol van ben geworden, maar ik zou me nu beter hebben gevoeld, omdat ik het dan in ieder geval had geprobeerd.

Nog een woordje over de nazaten en dan ben ik hier, misschien voorlopig of misschien zelfs definitief, weer even klaar mee. Ik heb nog een stukje onder handen over het verloop van dit soort onenigheden. Want het is een programma dat wordt afgewerkt volgens een vast scenario. Maar ik weet niet of ik nog zin en fut heb om dat stukkie af te maken.

Als je ouders onenigheid hebben, over bijvoorbeeld een scheiding, dan kun je daar op drie manieren mee omgaan.
Je kunt onpartijdig blijven en dat ook aan beide ouders laten weten: “Jullie zoeken het maar uit, maar wij willen hier niet in worden betrokken.”
Je kunt, als je merkt dat de onenigheid niet bepaald soepel verloopt, ook je hulp aanbieden: “Mam, gooi het eruit, maar daarna gaan we ook met Pappa praten. Misschien bereiken we iets. Vind je dat goed?”
Dat zijn de twee bonafide manieren.
De derde manier is, direct een conclusie trekken, één van de ouders trouw zweren en de andere ouder zonder enige uitleg met een grote bek uit het nest pleuren. En die houding ook tot het bittere einde volhouden; ook al blijkt achteraf dat die conclusie ‘enigszins’ overhaast was getrokken.
Dat is de malafide manier. Eigenlijk heb ik daar andere omschrijvingen voor maar, met  de situatie in mijn achterhoofd, houd ik me in.

Ik heb getwijfeld of dit wel het juiste moment is om deze post te plaatsen. Ongetwijfeld zal daar een storm van verontwaardiging over losbarsten. Maar dan wel schijnheilige verontwaardiging, want niemand heeft tijdens die malle oorlogen ooit rekening gehouden met mijn omstandigheden.
Of juist wel, maar dan om er misbruik van te maken.

Zoals ik al eerder heb geschreven, heb ik ook behoorlijk in mijn maag gezeten met het verbreken van mijn belofte om niets meer over ‘vroeger’ te schrijven als mijn naam eindelijk eens uit die verdraaide hypotheek-overeenkomst zou worden verwijderd. Daar zit ik eerlijk gezegd nog wel een beetje mee, zeker nu.
Maar niemand heeft zich ooit aan een afspraak gehouden, niemand is ooit een belofte nagekomen. Ik hoef dat dus ook niet.

Maar de eerlijkheid gebiedt me te melden dat dat me toch dwars zit. Juist omdat ik wèl altijd mijn afspraken ben nagekomen.